Ein richtig grosses Plan,
aber second best
De voorbereidingen begonnen knap laat dit jaar omdat ik eerst wilde verhuizen. Pas toen dat gelukt was, ontstond er weer ruimte voor het fietsen.
9 mei 2021 Bosschebollentocht
We (Barend en ik) zouden weer eens een stuk met de wind meefietsen. Als startpunt kozen we Den Bosch, want er is zuid 4-5 voorspeld. Het wordt een mooie dag, al trekken er in de ochtend wel onweersbuien over. Volgens buienradar krijgen we die tussen 9 en 11 over ons heen. Maar bij buienradar weet je nooit zo goed wat er gaat gebeuren. De 24-uursvoorspelling toont een enorm buiengebied dat van 9 tot 13 tekeer gaat, de 3-uursvoorspelling houdt het op wat neerslag tussen negen en half elf. Omdat Barend opstapt in Weesp neem ik de stoptrein naar Utrecht. Om de een of andere reden heb ik afgesproken om kwart voor acht op het perron, terwijl ik om half acht aankom. Ik had Barend ook kunnen vragen om half acht in te stappen, enfin.
Om iets over achten stappen we in Utrecht over in de trein naar Den Bosch, waar we weer eens ervaren dat een goed idee in meerdere hoofden tegelijk opduikt. Het is maar een korte Intercity en de fietsenafdeling is afgeladen.
In Den Bosch fietsen we naar de markt om de trip te beginnen met koffie en een Bossche bol. Als we die lege terrassen zien, denken we eerst nog dat we te vroeg zijn. En pas dan dringt de harde realiteit tot ons door: Corona! De terrassen mogen pas om 12.00 open. Maar laat er nu wel één slimme uitbater zijn, die koffie to go verkoopt met Bossche bollen erbij. Mooi zeggen we tevreden als we die op hebben, dan nu snel terug met de trein en dan zitten we om 12 uur aan het bier op het terras van Ome Ko in Muiden.
Maar nee, niks daarvan natuurlijk en terwijl donkere wolken zich in het zuiden samenpakken, springen we op de fiets en daar gaan we! Over de Maas en dan door de Bommelerwaard naar Brakel. We fietsen heerlijk in de zon, terwijl we de lucht bewonderen met alle denkbare soorten hoge en lage bewolking en in de verte zien we een vette bui voorbijtrekken. Maar dat is in de verte en niet hier!
In Brakel nemen we de pont naar de Tielerwaard en in Heukelum aan de Linge drinken we koffie op een terras dat al ruim voor twaalven opengegaan is. Dus op het platteland kan het wel, vermoedelijk is de dichtstbijzijnde politiepost hier zover vandaan dat de pakkans nihil is. Dan met het pontje over de Linge, terwijl in de verte een zandschip traag aan komt varen met bestemming Leerdam. Vlak voor Leerdam fietsen we langs een bord Bijbelmuseum, Barend wil afstappen, maar ik ben tegen. Ik vind dat hij eerst de Bijbel gelezen moet hebben. Bovendien lijkt dit me het type museum dat op de dag des Heren gesloten is om de zondagsrust niet te ontheiligen.
Niet zover voorbij Leerdam krijgen we er dan toch van langs uit de hemel, donder en bliksem en de regen komt met bakken uit de hemel! Had een bezoek aan het Bijbelmuseum dat kunnen afwenden? We hadden daar in elk geval droog gezeten. Gelukkig is het maar een korte bui, maar die herhaalt zich nog een paar keer totdat we in Vianen zijn. Daar nemen we weer een pontje, naar Nieuwegein dit keer. Als we dan op de Lekdijk staan en naar het zuiden kijken, zien we de buien nog wel langs ons trekken, maar niet meer over ons heen.
In de zon rijden we dan door IJsselstein naar Harmelen, waar we nog even een terrasje pakken. Zoals altijd, is het laatste stuk pittig, via Breukelen langs de Vecht naar Weesp. Het is warm, de energie is er uit en de ANWB borden liegen er op los. Ik bedoel, als je een bord ziet Weesp 10 en een half uur later eentje met Weesp 9, dan weet je dat je in de maling genomen wordt. Enfin, uiteindelijk kom je dan toch in Weesp, waar we in de winkelstraat nog een reprimande krijgen van een mevrouw in ecologische lange rok, omdat je daar niet mag fietsen. “Heren, zo begint ze, je mag hier niet fietsen. En dat is ook gevaarlijk, want er lopen hier kinderen”. Ik onthoud me maar van repliek, tenslotte reden we stapvoets en druk was het niet. Op het station reikte Barend me zijn OV-chipkaart over het poortje aan, om voor hem uit te checken, dat was ie in Den Bosch vergeten. In- en uitchecken op hetzelfde station met tien uur tussentijd kost EUR 10,-. Het is geen tip, het is maar dat je het weet.
Gefietste tijd: 6:24
Afstand: 116,7
Gemiddelde snelheid: 18,2
Hoogste snelheid: 31
14 mei Den Helder – Zaandijk
Gisteren was het zo’n prachtige Hemelvaartsdag dat ik me voornam om vandaag weer een stuk te fietsen. Het wordt noordenwind, dus als ik nou eens van Den Helder hierheen fiets?
Vanmorgen kon ik toch maar met moeite uit mijn bed komen. Waarom zou ik eigenlijk gaan, ik moet nog zoveel aan mijn huis doen. Ik moet kleren wassen, want dit is de laatste droge dag etc. Kortom, uiteindelijk moet ik me nog heel erg haasten om de trein van tien voor half tien te halen. Dit keer mét pet, maar zonder plakspullen en gereedschap. Nou ja, die fiets heeft toch nooit wat en anders moet ik naar een stuk lopen als het mis gaat.
Om half elf ben ik in Den Helder, en het is daar koud! Het is net acht graden en er staat een fris windje. Daar ben ik niet op gekleed! Voor ik kan beginnen met fietsen moet ik eerst nog een paar mensen bellen. Dat doe ik voor het station en die gesprekken duren zo lang dat ik op het laatst bibberend van het ene been op het andere sta te wippen.
Als ik dan eindelijk op de fiets zit, is het elf uur. Het eerste stuk gaat langs de buitenkant van de zeedijk met mooi uitzicht over het Marsdiep. Naarmate de dijk meer naar het zuiden draait, krijg ik meer wind mee. Dat voelt goed. Daarna gaat het fietspad de duinen in en het gaat lekker snel nu, ik warm aardig op. Bij de Groote Keeten kom je uit de duinen en fiets je langs de bolllenvelden.
Het is precies twaalf uur als ik het dorpsplein van Callantsoog oprijd en de terrassen gaan net open. Ha, tijd voor verse koffie. Ik ben niet de enige met die gedachte, waar al die mensen opeens vandaan komen, weet ik niet, maar binnen vijf minuten zijn alle tafels op het plein bezet en kan ik 25 minuten wachten op mijn koffie. Tegen die tijd ben ik weer helemaal afgekoeld zodat ik mijn koffie en appeltaart met klapperende tanden naar binnen werk. Ik had een koffie verkeerd besteld, in de verwachting een groot glas te krijgen, maar het werd gewoon een kopje, net genoeg om je handen aan op te warmen, maar te weinig voor het hele fysiek.
Normaliter schrijf ik onder het wachten alvast een stukje, maar met mijn verkleumde vingers tik ik voortdurend mis. Ik hoef geen tweede kop koffie maar spring weer op de fiets, hard trappen, daar word je warm van. Ik drink later nog wel een keer koffie in de Berenkuil, een uitspanning in de duinen die ik me van de vorige keer herinner.
Als ik Callantsoog uitfiets begint het zachtjes te regenen, dat was niet helemaal volgens voorspelling. Het zou ‘s morgens bewolkt zijn en ‘s middags zonnig. Nu zie ik alleen maar vuilgrijze wolken voor mij met zwarte regensluiers eronder. Over de Hondsbossche zeewering heb ik al eerder geschreven, dus ik hou mijn verwondering over deze slaper voor me. Als ik de duinen weer inrij, verwacht ik elk moment de Berekuil te zien, maar ik kom m niet tegen. Ik zie wel een mooi duinven, dus daar eet ik mijn lunch maar. Later kijk ik op de kaart en zie ik dat ik wat meer landinwaarts had moeten fietsen, die kuil ligt aan de andere kant van het ven.
Tot mijn verwondering knapt het weer op en langzaam komt er een zonnetje door. En zo werd het laatste stuk naar Zaandijk nog heel aangenaam. Bij Heemskerk kwam ik de duinen uit en fietste via Assendelft en Westzaan naar Zaandijk.
De meetgegevens had ik per ongeluk gewist, maar het was ruim 80 kilometer.
31 mei Zaandijk – Zaandijk
Ik had een ambitieus plan en geen zin, althans net zo weinig zin als een paar weken terug. Het plan was via Uitgeest en Heiloo naar Alkmaar, dan langs de rand van de Schermer en de Beemster naar het IJsselmeer en via Edam weer terug.
Maar zoals ik zei, ik had geen zin, maar ik moest van mijzelf, omdat ik anders maar een beetje lui in de tuin zou gaan zitten of klusjes zou gaan doen. Je moet toch één dag in de week niet werken of liever gezegd, alleen aan je fysiek werken. Bovendien moet ik ook wat eelt op mijn zitvlak en spiermassa kweken voor de vakantie. Ik mik op augustus. De enige die nog roet in het eten kan gooien is de aannemer die van de zomer het dak wil doen. Ja eind juli misschien of begin september, zei hij, maar ik weet nu al dat het in elk geval niet dan zal zijn.
Het zou mooi weer worden vandaag met een noordoostelijk windje van 2-3. Maar wat is die wind koud zeg. De zon schijnt, maar ik heb er spijt van dat ik geen lange fietsboek heb aangetrokken! Het voordeel van chagrijnig op de fiets zitten, is dat je warm blijft omdat je hard doortrapt, zodat je zo snel mogelijk weer thuis bent. In Heiloo wil ik koffie drinken op een terras, maar mag mijn fiets niet in het zicht zetten, die moet aan de andere kant van het dorpsplein in het rek. Nou ze kunnen me wat, stik in je koffie.
Vlak voor Alkmaar is een grote tuin met tafeltjes, dat je daar ook je fiets uit het zicht moet wegzetten, doet me vreemd genoeg niets. De cappuccino is hier van het formaat dubbele espresso. Dat zie je de laatste tijd steeds vaker. De middenstand denkt blijkbaar dat nu we eindelijk weer op een terras mogen zitten, we alles gewoon pikken. Ik stel me voor hoe ze de hele winter hebben zitten rekenen op de minimale hoeveelheid die je kunt serveren zonder dat de klanten met het meubilair gaan gooien. Vervolgens hebben ze met overheidssteun nieuwe kopjes en glazen aangeschaft, alles een maatje kleiner. En gelijk hebben ze, wij protesteren niet, maar bestellen gewoon nog eentje van hetzelfde. Na twee cappuccino’s stap ik op en fiets Alkmaar in. Daar trap ik weer in de gewoonte van de bordjesophangers om je eerst drie slingerrondjes door het centrum te laten rijden langs alle bezienswaardigheden en daarna het laatste bordje weg te laten, zodat je tot je verbazing weer op de plek uitkomt waar je het centrum bent binnengereden.
Het lukt me toch om de stad uit te komen en dan wordt het eigenlijk best een leuke tocht, vooral nadat ik mezelf bestraffend heb toegesproken. Frans, als je zo chagrijnig blijft, dan koppelt je onderbewustzijn chagrijn aan fietsen en dan ben je nog veel verder van huis. De route gaat nu langs de ringvaart van de Schermer naar Schermerhorn, dan door de noordkop van de Beemster via Oudendijk naar Schardam. Daar app ik M&M in Edam en ja ze zijn thuis, ik ben welkom voor een kopje thee. Tot slot via de Purmerringvaart naar Kwadijk en daarna is het altijd even zoeken, maar ik vind de ringvaart van de Wijde Wormer en volg die om de zuid zover mogelijk en dan is het nog maar een klein stukje naar Zaandijk.
Afstand: 90,87
Gefietste tijd: 5.57
11 juni Zaandijk – Monster
Ik ga een nachtje logeren bij Rob en Margit, die deze winter verhuisd zijn naar Monster.
Om kwart voor 8 weg, het is hartstikke koud, waar is het mooie zomerweer van de afgelopen week gebleven? Er staat een koude zeewind tegen. Eigenwijs hou ik toch vast aan mijn plan om niet via Buitenhuizen, maar via Beverwijk te fietsen. Dat is 15 km meer, maar ik wil zo lang mogelijk door de duinen rijden. Het stukje tussen Assendelft en Beverwijk is onverwacht mooi, heel landelijk en door de mist is er niets van de hoogovens te zien, die hier toch niet ver vandaan moeten zijn. Voor mij uit fietst een man in korte broek met een emmer aan zijn stuur, hij gaat net zo hard als ik en neemt telkens dezelfde afslag. Dat ik hem niet in kan halen, is natuurlijk een veeg teken, ik heb vandaag geen benen. Hij zal toch niet ook naar Monster onderweg zijn? En wat zit er eigenlijk in die emmer? Mosselen? Paardenmest voor de rozen? Assendelver geitemelk? Pas in Beverwijk neemt hij een andere afslag, zonder dat ik in die emmer heb kunnen kijken.
Beverwijk zelf is een treurige hel, althans wat ik er van te zien krijg. Hoe krijgen ze het voor elkaar om zo’n mooie plek aan de kust zo deprimerend vol te bouwen. Volgens mij is het de missie van de afdeling ruimtelijke ordening om alles wat er nog een beetje leuk uitziet, aan te passen aan hetzelfde modern deprimisme als de rest van de omgeving. Als ik langs het stadhuis fiets, dat er niet onaardig uitziet, valt me op dat er om de twintig meter een paar fietsbeugels aan de muur bevestigd zijn. Boven elk groepje beugels hangt een enorm bord waar met koeienletters op geschreven staat dat je fiets hier niet langer dan een uur mag staan, daarna wordt die afgevoerd. Mijn hoofd tolt van de vragen. Wie houdt dat bij? Hoe houden ze dat bij? Wie heeft bedacht dat je dat bord zeven keer moet ophangen.
Iets voor negen uur neem ik de pont naar IJmuiden, die vol staat met scholieren. Er volgt een slingerroute door de grauwe duinen, onder een grijze lucht en tegen een koude wind in. Op de boulevard van Zandvoort moet ik echt een stapje terugschakelen, ik kom er niet goed tegenin. Tijd voor koffie!
Ik kreeg een tip van een kennis, ga koffie drinken in de Blue Zone, dat is van twee NieuwZeelanders en ze maken er fantastische koffie. En laat even weten als je er bent, dan drinken we samen koffie. De koffie daar is inderdaad heel goed, maar mijn kennis is nooit komen opdagen. Daar kreeg ik pas ‘s avonds een smsje van, met de mededeling dat ze nooit op vrijdagochtend kan. Stel het dan niet voor, zou ik zeggen.
Met Rob heb ik tussen 12 en 13 afgesproken in Katwijk, om samen naar Monster te fietsen, maar hij is er al om tien uur. Behalve dat hij natuurlijk veel te vroeg vertrokken is, had hij ook nog eens wind mee. Hij heeft het hartstikke koud en is niet van plan te wachten, gelijk heeft hij. Ik ploeter gestaag door, eerst Noordwijk, dan Katwijk en dan eindelijk Scheveningen en Den Haag. Het valt me allemaal niet mee, het is veel meer open terrein dan ik me herinner en je bent voortdurend aan het klimmen. In Den Haag wordt het dan iets warmer, de zon komt een beetje door.
En om iets over drie ben ik er dan toch en ik word aansluitend getrakteerd op een stevige strandwandeling.
Die avond drinken we dermate overvloedig bier en wijn, zodat ik voortijdig mijn bed opzoek terwijl zij nog naar het EK voetbal gaan kijken.
Afstand: 87,5 km
Gemiddelde snelheid: 14,7
Gefietste tijd: 5.56
12 juni Monster – Zaandijk
Na het ontbijt, met overvloedig veel thee, gaan we een stukje fietsen in de omgeving. ‘s Gravezande, Naaldwijk, De Lier, Maasdijk. In Maasdijk zoekt Rob dat leuke grachtje, maar we vinden het niet en hij raakt steeds geïrriteerder. Als hij het uiteindelijk aan twee allochtone dames vraagt, naar plaatselijk gebruik zwaar getatoeëerd en vergezeld van een flinke hond, blijkt dat hier geen gracht is. Wat u ziet, dat is het en daar moet u het mee doen, concluderen zij.
Na koffie met gebak in Maasdijk gaan zij terug richting Monster en ik ga naar het noorden. Het is een bijzondere ervaring, dat je van Kwintsheul tot Leiden permanent door de bebouwde kom fietst, met slechts een kleine onderbreking vlak voor Voorschoten. Na Leiden via Warmond en Sassenheim, Lisse naar Beinsdorp aan de ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. Voorbij Cruquius langs de noordkant van de Molenplas en via Penningsveer en Spaarndam naar Buitenhuizen.
Volgens Rob doet een juiste verhouding van bier en wijn wonderen, anders kan hij niet verklaren waarom ik niet de trein genomen heb.
Totaal gefietst: 108,5 km
Gefietste tijd: 7h20
Het plan van 2021
Het liefst zou ik mijn westwaarts gerichte plan uitvoeren, dat bestaat uit een rondje Kanaal. Allereerst omdat ik daar een groot en heroïsch gevoel bij krijg, stel je voor dat me dat in vier weken zou lukken. Dan kan ik mezelf eens flink op de borst slaan. Maar dat is natuurlijk niet de enige reden, ik denk ook dat het Engelse en Franse kustlandschap prachtig is om doorheen te fietsen. Ik hou erg van de kleuren van de kust. En het kan niet anders, of het weer zit daar mee. Het kan wel regenen aan zee, maar het waait ook zo weer over.
Maar dit is allemaal ijdel gedroom, want je kunt helemaal niet naar Engeland, tenzij je bereid bent om eerst acht dagen in quarantaine te gaan en twee testen af te laten nemen. Daarna ben je vrij om dit hoog risico gebied van mad dogs and englishmen te doorkruisen, mits je ingeënt bent tegen rabiës en corona. En dat is dan nog los van de problemen die je aan de Franse grens gaat ontmoeten als je met de boot uit Engeland aankomt. Pas de chemin dat je zomaar door mag fietsen natuurlijk. Dus er is een plan B nodig, met de B van second best.
Ergo, het wordt weer fietsen in de Europese Unie. Na langdurige bestudering van de kaart met Europese fietsroutes, kom ik tot het volgende vijfdelige plan, uit te voeren in vier weken.
1. Ik fiets de Limesroute, de oude Romeinse noordgrens, van Utrecht tot Regensburg. Dat is een kleine 1000 kilometer
2. Van Regensburg langs de overs van de Naab naar de bronnen van de Saale in het Fichtelgebirge, 210 kilometer
3. Langs de Saale naar Maagdenburg aan de Elbe, 410 kilometer
4. Langs de Elbe naar Hamburg 450 kilometer
5. Langs de Hanzeroute van Hamburg naar huis, ongeveer 500 kilometer
Alles bij elkaar is dat een kleine 2600 kilometer, dat moet goed te doen zijn. Om je een idee te geven, heb ik hieronder een kaartje geplakt. Het is niet exact de route, maar schetsmatig klopt het wel. Volgens google kun je dit in ruim 100 uur fietsen en is het nog geen 2000 kilometer, als je de meest efficiënte route kiest. Nu ga ik voor mooi, dus vandaar die 600 kilometer extra. En die 105 uur is gebaseerd op een gemiddelde snelheid van bijna 19 kilometer per uur, maar dat haal je dus never niemals nicht. Je mag blij zijn met een gemiddelde van 13 kilometer per uur.
Waarom dat niet sneller kan? Nou, dat kan wel, maar dan moeten ze eerst de volledige route asfalteren en vrij maken van hobbels en kuilen. Probeer maar eens op een slechte weg hard te fietsen met 20 kilo bagage. De kleinste hobbel verandert in een stoeprand en en de kleinste kuil in een put. Dus je zou wel gek zijn om hard te rijden.
De boekjes heb ik meteen op laten sturen, behalve het boekje voor deel 5, dat heb ik als app gekocht. Verder heb ik de off-line kaarten van Nederland en Duitsland in mijn telefoon geladen, voor het overzicht. En uiteraard heb ik ook papieren Michelinkaarten van de route in een schaal van 1:375.000, zodat ik niet echt kan verdwalen als mijn telefoon weer eens te water gaat. Zo dat weegt nogal wat Frans als ik die stapel bekijk. Eh ja, 1728 gram om precies te zijn. Dat is ongeveer 8% van het totale gewicht van mijn reisuitrusting. Geen wonder datje niet boven een gemiddelde van 13 kilometer per uur uitkomt!
9 juli Elf dagen voor vertrek: gedoe
Ik fiets mijn rondjes graag linksom, dus tegen de klok in. Waarom? Ik heb geen idee. Maar het voelt gewoon veel beter en dit rondje heb ik dus ook zo uitgedacht. Maar afgelopen week is er een hoop gedoe ontstaan in het eerste deel van de route in de vorm van overstromingen ter hoogte van de provincie Limburg. Grote chaos, ondergelopen campings, tientallen doden etc. Is het nu wel verstandig om daar doorheen te willen fietsen? Als je al die ellende ziet, dan snap je dat ze dat nooit hebben opgeruimd als ik eraan kom. En zie ik mezelf dan vrolijk vakantievieren tussen de puinruimende mensen? Niet echt.
Het zit hem met name in het eerste stuk langs de Rijn. Wat ik natuurlijk kan doen is rechtsom fietsen, dan kom ik pas in de vierde week van augustus door dat gebied. Dan is de boel aardig opgeruimd en desnoods pak ik dan een alternatieve route. Maar ja, het linksomgevoel hé. Ik moet er nog maar een nachtje over slapen.
28 juli Zaandijk
De week voor vertrek kent zo zijn zinloze rituelen. Allereerst natuurlijk de meting, wat zijn de cijfers qua kilo’s, vet, vocht en spiermassa voorafgaand aan vertrek? De ervaring leert dat je van de tweede meting na terugkomst niet echt wijzer wordt. Het enige interessante eraan is dat ik zo langzamerhand een aardige dataverzameling over de jaren heen opbouw.
Dus hier komen ze:
Gewicht: 64,2 kilo
Vetpercentage: 18,3
Vochtpercentage: 57,4
Spiermassapecentage: 41,2
Voor de uitleg van deze cijfers verwijs ik naar mijn verhaal over 2017. De kern daarvan is dat je werkelijke spiermassa ongeveer 5/7(64,2*0,412) bedraagt. Doe je voordeel met die kennis, zou ik zeggen. Verder zijn de cijfers vrijwel gelijk aan 2017, dat is dan wel weer verrassend, want ik ben echt wel wat aangekomen sinds die tijd. Dat voel ik om te beginnen aan het elastiek van mijn fietsbroeken en een beter bewijs is niet denkbaar, zou ik zeggen.
Dan de weersvoorspellingen. Die zijn ook altijd maar matig, maar hebben verder geen enkele invloed op mijn plannen, want ik vertrek toch wel. Zoals het er nu uitziet, wordt vrijdag een grijze dag met fikse tegenwind en af en toe een bui. Maar niets is zo veranderlijk als het weer, of liever gezegd als de weersvoorspelling, dus ik lig er (nog) niet wakker van. Hooguit moet ik nog bedenken, waar ik de eerste dag ga stoppen. Ik dacht aan Kesteren, daar zijn een paar campings, dus er zal vast wel een plekje zijn. Tenslotte is het zulk buiig weer deze week, dat de meeste pretkampeerders afgetaaid zullen zijn naar de eigen achtertuin. De voorspelling heeft me wel verleid tot een aangepast plan, ik ga niet langs het Amsterdam-Rijnkanaal tegen de wind in ploeteren naar Utrecht, maar ik ga eerst zoveel mogelijk oostelijk, tot Bussum en van daaraf door de bossen richting de Limes. Dan fiets ik wat meer uit de wind. Als ik eenmaal in de Betuwe ben, heb ik de wind meer van opzij dan tegen. En dan is er altijd weer die sluimerende tegenzin, wat als ik niet fit genoeg blijk om die afstanden te fietsen, wat als de campings allemaal vol zijn, wat als die Duitse coronaregels zo ingewikkeld zijn dat ik niet lekker uit eten kan, etc. Ik kan me toch ook een maand lang in mijn eigen huis verschansen? Lekker elke dag uitslapen, boeken lezen, uitgebreid koken en zonnige cocktails bereiden. Maar ja, ik vrees niet alleen de weegschaal, maar bovenal eigen misnoegen. Dus dat gaat niet.
Tot zover de jaarlijkse mededelingen omtrent mijn fysieke en psychische gesteldheid. Nu verder met inpakken volgens de geijkte lijst.
29 juli Zaandijk 2
Vandaag kreeg ik tot mijn schrik een hele lange Duitse email van het Gesundheitsamt Rhein-Kreis-Neuss, die begon zo: Sehr geehrte Damen und Herren,Sie sind aus einem Hochinzidenzgebiet eingereist oder haben vor, aus einem Hochinzidenzgebiet einzureisen. Daher gelten für Sie folgende Bestimmungen: usw. usw.
Ik dacht eerst, lezen die mijn blog nu ook al? Maar toen snapte ik het, het had te maken met mijn Einreiseanmeldung van een dag eerder. Daarin moest ik opgeven waar ik de eerste tien dagen na mijn binnenkomst in Duitsland zou verblijven. Ja, weet ik veel? Ik weet vaak pas rond het middaguur waar ik die avond ga proberen te overnachten. Dus hoe kan je dat nou tien dagen vooruit weten? Eén lekke band of een weggespoelde brug en je hele schema ligt in de war. Ik wil graag geloven dat een Duitser dat weet, maar ik kom uit een ander universum met een hogere onzekerheidsfactor. Dus ik had een willekeurige camping aan de route, ongeveer honderd kilometer voorbij Nijmegen, ingevuld als verblijfplaats voor de eerste tien dagen. Die camping ligt vlak bij Neuss, vandaar de afzender dus. Overigens is Neus een zeer belangwekkende bestemming, vanwege het museum op Insel Hombroich, maar daarover een andere keer.
Maar is mijn handelen nu wel ethisch? Of breng ik hiermee de Duitse bevolking in gevaar? Dat denk ik eigenlijk niet, want ik ben de hele dag buiten en als ik ergens binnen kom, zet ik keurig mijn voorgeschreven FFP2 mondkapje op, een type dat in Nederland nergens meer te krijgen is, maar waarvan mijn collega Geke me heel gul twee hippe zwarte exemplaren uit haar voorraad heeft afgestaan. Bovendien ben ik völlig geimpft. En nu we het dan toch over die Einreiseanmeldung hebben, daar deugt nog meer niet van, buiten dat gebrek aan begrip voor de moderne vagebond met een bovenmodaal inkomen. Want hoe kun je volgens de Duitse overheid het land inreizen? Per auto, vliegtuig, schip, trein, auto, vrachtwagen of anders. Fietsers en wandelaars vallen dus in de categorie anders, net als motorrijders, scooters en jetski’s trouwens. Een dergelijk gebrek aan gründlichkeit geeft mij dan weer wel het vertrouwen dat niemand van de Duitste autoriteiten mijn gangen na zal gaan.
30-7 Opheusden
Om kwart voor zeven ben ik vertrokken, om half negen de eerste stop in Muiden. Het valt me nog tegen hoe lang ik er over doe, van Zaandijk naar de pont bij Amsterdam CS, dat is toch 16 kilometer. In Amsterdam Noord rij ik een beetje in mezelf pratend over het snelfietspad, dat moet ik toch eens afleren. Want prompt fietst er een man naast me die zijn duim opsteekt en zegt: “goed bezig!” Ik denk met wat? Met die monoloog of met de rest?
Aan de andere kant van de pont fiets ik achter het CS langs, over de Piet Heinkade naar het Amsterdam Rijnkanaal. Bij het eerste stoplicht stopt er een echte beta-jongen naast me, die werkt op het Science Park. Hij wil graag een stukje met me opfietsen. Hij wil weten waar ik naar toe ga, of ik een tent bij me heb, hoe ik dat allemaal organiseer etc. Tot slot vraagt hij mijn advies, hij wil een nieuwe stadsfiets kopen, wat kan ik hem aanbevelen? Dat is niet helemaal to the point denk ik, maar ik adviseer hem een Azor. Oerdegelijk en niet zo duur.
Grappig eigenlijk, ik heb zulke gesprekken vaker gehad, maar vrijwel altijd op de eerste dag van mijn vakantie en in Amsterdam.
Op het fietspad achter IJburg langs valt me op hoe hoog de bomen al geworden zijn, je ziet die wijk bijna niet meer. Dat fietspad gaat na de Diemer Vijfhoek langs de oude IJsselmeerdijk. Op het pad liggen overal schapen op en tussen hun eigen keutels en ze verzetten werkelijk geen poot als je aan komt rijden. Je moet er naar een beetje tussendoor slingeren. Ik vind dat hoogst onschaaps gedrag. Je zou denken dat ze uit dankbaarheid dat ze Pasen en het offerfeest overleefd hebben wel even opzij kunnen gaan, maar ze hebben blijkbaar geen besef van hun geluk.
Het is jammer dat Barend op Jamaica aan het werk is, anders had ik bij hem in Muiden koffie kunnen drinken. Nu moet ik het doen met een sneu klein kopje cappuccino uit de automaat bij Graaf Floris. Hij laat overigens wel uit Jamaica weten dat die schapen op het fietspad liggen omdat ze dol zijn op de warmte van het asfalt. Bij de sluis steekt er een windje op en de lucht begint te betrekken. Het zal mij benieuwen wat het wordt vandaag. Toch maar even op de buienradar gespiekt, dat ziet er goed uit, de meeste buien gaan over het westen van het land.
Ik ga langs Muiderberg naar Naarden en Bussum en dan over de hei naar Hilversum. Om 10 uur in het centrum twee fatsoenlijke cappuccino’s en een croissant met jam naar binnen gewerkt. Ik heb nu ruim drie uur gefietst en ben voor mijn gevoel nog niet erg opgeschoten. Toch fiets ik in een redelijk strakke lijn op mijn bestemming af. Ik schat dat het nog een kilometer of zestig is naar de camping bij Kesteren. Ik zit nu heerlijk in de zon, wat me herinnert aan twee jaar geleden. Toen zat ik ook heerlijk in Hilversum in de zon en twee uur later fietste ik door een drie uur durende wolkbreuk naar Arnhem.
In Austerlitz stop ik bij een eetcafe aan het dorpsplein voor een lunch. Nu krijg ik trouwens alweer die pyramide niet te zien, want dat ding ligt helemaal niet in Austerlitz, maar ergens daarbuiten. Een broodje gegrilde groente met een verse jus, dat moet het doen. Die jus komt, maar dat broodje niet. De bestelling was niet doorgekomen bij de keuken en ik werd steeds hongeriger. Wel veel excuses en een glaasje spa van het huis gekregen.
Van Austerlitz naar Doorn en daar verlaat ik de bossen om naar Wijk bij Duurstede te gaan. Dan blijkt dat mijn strategie heeft gewerkt, want opeens voel ik de tegenwind. Bij de pont over de Lek belt Maarten om te zeggen dat ie naar de kapper geweest is, dat werd tijd! Volgens mij is het meer dan een jaar geleden. Zondag gaat hij voor het eerst weer naar een Salsafeest en daar moet je wel voor de dag komen natuurlijk. Vorige week keken we samen naar de open kampioenschappen latin dance, ik kreeg er deskundig commentaar van hem bij en leuke verhalen over de organisatoren.
Eenmaal op de dijk naar Kesteren wordt de lucht achter mij steeds grauwer en het gaat steeds harder waaien. Voor de bui uit blijven rijden is onmogelijk heb ik inmiddels geleerd, dus ik onderga hem maar. Na ongeveer drie kwartier schijnt de zon weer. Ik kom er achter dat mijn waterdichte jack zijn beste tijd gehad heeft, niet zo gek eigenlijk, want het is al 6 jaar oud. Maar daar had ik beter twee weken geleden achter kunnen komen, dan had ik nu niet zo’n natte trui eronder gedragen.
In Opheusden sta ik op camping De Linie, heel attente mensen daar, ze reserveren meteen een tafeltje voor me in een restaurant dichtbij als ze horen dat ik geen zin heb in patat.
Gefietste tijd: 7:45
Gefietste afstand: 119,3
Gemiddelde snelheid: 15,4
Hoogste snelheid: 26,4
Gestegen: 221 meter
Gedaald: 213 meter
31-7 Xanten
Gisterenavond at ik dus in het Veerhuis van Opheusden. Laat ik positief beginnen, hartstikke attente bediening door vrolijke Gelderse meiden, de forse gerechten komen snel door en de prijzen zijn bescheiden. Ik begon met Thaise kippesoep Tom Kha Kai. Die had duidelijk een Brabantse twist gekregen, want zoals u weet zijn de Geldersen en Brabanders dol op verrekes. En toch duurde het even voor ik begreep waarom deze soep die typerende frisheid miste, dat kwam natuurlijk door het spek dat erin verwerkt was. Daarna at ik een schnitzel van het huis, die kwam met kaassaus, bruine saus en spekjes. Tot slot nam ik een bolletje roomijs met kersen, dat bolletje had dus de afmetingen van een grapefruit, terwijl de opgewarmde kersen in een borrelglas pasten. (Nee er zat geen spek in het ijs). Toen ik daar doorheen was, kon ik geen pap meer zeggen.
Wat ik me vooraf niet gerealiseerd heb, is hoe ongezond zo’n fietsvakantie is. Ik heb de afgelopen maanden heel bewust en uiterst gezond gegeten, alleen maar recepten uit de wekelijkse nieuwsbrief van het Voedingscentrum, geen zout, geen verzadigde vetten etc. Nou, dat effect is in Opheusden in twee uur teniet gedaan. En er is geen enkel uitzicht dat het morgen beter wordt, tenzij ik zelf ga koken en dat vertik ik. Ik heb drie zakken bergbeklimmersvoer voor noodgevallen bij me en dat is het.
Het was een onrustige nacht, niet alleen vanwege de harde vlagerige wind en de buien, maar ook vanwege de dorst na al dat zoute spek.
Om half acht zat ik weer op de fiets en het was niet warm, grauwe luchten en een harde kille wind, terwijl je her en der om je heen forse buien zag vallen. In Nijmegen was het markt, maar daar drinken ze er geen koffie bij, dat zag ik in één oogopslag, dus ik hoefde niet af te stappen. Die koffie kwam pas in Millingen aan de Rijn. Je zit daar lekker met weids uitzicht over de rivier en ze serveren koffie uit dezelfde machine als bij graaf Floris gisteren en voor dezelfde prijs, maar dan wel in Gelderse soepkommen en niet in Gooise vingerhoedjes.
Wat me trof was dat je zo goed kon zien dat in Duitsland de zon scheen terwijl het in Nederland rotweer was. Ik ga de goede kant op, riep mijn optimistische innerlijke helft. Dus vol goede moed sprong ik weer op de fiets, maar met die zon was het vandaag net als het einde van de regenboog, je ziet hem wel, maar je komt er niet. Het werd een middag van afwisselend miezerregen en een waterig zonnetje.
Bij de grens, een veerooster op de dijk stond er geen controleur klaar om mijn inreispapieren te controleren. Wat een teleurstelling na al dat werk! Dat is toch typisch Europa, veel regels, weinig handhaving.
In de Konditorei van Kalkar viel me op dat de mensen met de, volgens de ANWB, in Duitsland voorgeschreven FFP2-mondkapjes Nederlanders zijn. De Duitsers dragen van alles en nog wat voor hun gezicht, zoals onze vertrouwde lichtblauwe mondkapjes en zelfgemaakte lapjes natuurlijk.
Na Kalkar stopte ik met het routeboekje, hoe goed dat ook in elkaar zit, want ik word gek van de gedetailleerdheid. Ga bij de Kirchstrasse rechts, na 150 meter links de Alte Kirchweg in, na 100 meter aan het einde links de Neue Kirchstrasse, na 50 meter de Bahnhofstrasse op (niet het fietspad nemen!) en dan links om de kerk etc. Dat onthou je allemaal niet dus stop je op elke straathoek uit angst verkeerd te fietsen. Zo maak je geen tempo natuurlijk. Bovendien Maak je mij niet wijs dat ze zo gedetailleerd weten hoe die Romeinse grens liep. Dus toen ik een bord Xanten 22 km zag en een schildje van de Via Romana, dacht ik, doe die maar. En dat leverde een aangename rit op over een oude geasfalteerde spoorbaan. Hier en daar een seinpaal en verder geen afleiding. Alleen de vrolijke gedachte dat die spoorbaan over een oude Romeinse weg was aangelegd.
In Xanten moest ik een besluit nemen, een hotel hier of verderop. De eerstvolgende camping aan de route ligt op 60 kilometer, dus ik dacht, waarom niet. Kan ik meteen de tent drogen en Xanten bekijken.
Het eerste hotel dat ik belde, bestond niet meer, het tweede was vol maar gaf me een nummer van een hotel dat nog plek had. Nou is Xanten supertoeristisch, mijn hotel ligt vlak bij de Dom en heet het Nibelungenhof, dus je kunt wel raden naar de prijs van de Einzelzimmer. Maar ik klaag niet, want ik ben blij met het comfort. Bovendien hou ik niet van eindeloos zoeken naar de beste prijs, daar heb ik helemaal het geduld niet voor. Morgen weer kamperen zeg ik tegen mezelf terwijl ik mijn creditcard opberg. (Maar na het zien van de weersvoorspelling, betwijfel ik dat).
Bij de receptie van het hotel moest ik natuurlijk mijn vaccinatiebewijs laten zien, dus ik open de app en verdomd, niets te zien. Gelukkig had ik het bewijs ook uitgeprint. Achteraf bedacht ik me dat ik de app geupdate heb na het laden van het bewijs, blijkbaar ben je het dan kwijt en moet je het opnieuw ophalen. Dat hadden ze er wel even mogen bijvertellen.
Voor Xanten moet je eigenlijk een paar dagen uittrekken, zoveel is me nu wel duidelijk. Van de Romeinse opgravingen heb ik niks meegekregen, maar wel van de geschiedenis daarna. Ik bezocht het Siegfriedmuseum, waar ik een aantal interessante dingen geleerd heb. Allereerst, zijn ouders waren koning en koningin van de Nederlanden, lang, lang voordat ooit iemand van Oraniën gehoord had. Het verhaal begint er mee dat Siegfried de draak verslaat en de schat van de Nibelungen verwerft. Nu ligt die schat, door laaghartig verraad, inmiddels op de bodem van de Rijn, maar ik wil er hier wel even op wijzen dat, mocht hij gevonden worden, hij Nederlands staatsbezit is, gezien het feit dat Siegfried de eerste prins der Nederlanden was. Overigens lijkt het me waarschijnlijker dat de schat door de stroom meegevoerd is naar de Noordzee en verspreid is over het continentaal plat.
Wat ik ook niet wist, is dat de sage half Europa bestrijkt, het verhaal begint in Xanten en eindigt in de buurt van Boedapest.
Hoog tijd dat ik het verhaal eens ga lezen, in een goede Nederlandse vertaling dan. Verder kun je hier mooi zien welke inspiratie van het verhaal is uitgegaan. Wagners opera kennen we natuurlijk allemaal, maar als we het hebben over draken en schatten, mantels die onzichtbaarheid bieden en ringen die kracht schenken, dan zit je zo bij Tolkien. En om nog even in de culturele sfeer te blijven, wist je dat Terence Hill (van die flauwe westerns) ook Siegfried gespeeld heeft? En de absolute topper is wel de film Siegfried und das sagenhafte Liebesleden der Nibelungen, Duitse softporno in optima forma.
En dan is er ook nog de krijgshaftige connotatie, wie heeft nu nooit van de Siegfriedlinie gehoord, die alleen al om zijn naam onneembaar had moeten zijn. Maar zoals Siegfried één zwakke plek had (net als Achilles bedenk ik me nu, alweer zo’n universeel motief) bleek ook de linie uiteindelijk niet onneembaar. De Engelsen hadden er zelfs een liedje op gemaakt, We are going to hang our washing on the Siegfriedline. Zelfs de Dolchstosslegende is direct ontleend aan de dood van Siegfried, die ook gestorven is door een dolkstoot in zijn rug, de enige zwakke plek die hij had.
En al deze kennis kostte me slechts drie euro! Dat maakte de kosten van de Nibelungenhof weer goed.
Toen naar de Xantener Domkirche. De kerk zelf is in de oorlog volkomen in puin geschoten, maar de kunst is bewaard gebleven. En wat voor kunst! Prachtige wandtapijten, indrukwekkende altaren en massa’s botten van heiligen en martelaren, uiteraard artistiek verpakt. Het zien van al die martelaren bracht me op de volgende gedachte. Waarom stierven die mensen eigenlijk? Omdat ze in dingen geloofden, waarvan iedereen zei dat het flauwekul was. Met andere woorden, het waren wappies, met dit verschil, dat de martelaren bereid waren om voor hun overtuiging te sterven. Wat een hedendaagse wappie natuurlijk niet is, die laat het sterven graag aan anderen over en is alleen maar uit op zijn eigen gelijk. Zelfbehoud gaat heden ten dage voor zelfopoffering. Met dit nieuwverworven inzicht ging ik aan tafel, maar daarover morgen.
Gefietste tijd: 6:06
Afgelegde afstand: 86,2
Gemiddelde snelheid: 14,1
Hoogste snelheid: 27,9
Gestegen: 137
Gedaald: 123
1-8 Stürzelberg
Het eten viel weer niet mee gisterenavond. Ik dacht, dat Xanten is een grote tourist-trap, dus ik dineer wel in mijn eigen hotel. Dat restaurant is dus verpacht aan een stel Vietnamezen en ze maken de prachtige foto’s op hun menukaart helaas niet waar. Nou moet ik meteen toegeven, nergens staat dat de noedels warm opgediend worden, maar je verwacht het ergens wel.
Het ontbijt daarentegen was fabelhaft, met vers fruit, rauwe ham, lekkere thee etc. Dat is toch beter dan mijn campingontbijt, bestaande uit oud brood en pindakaas.
Om kwart over acht ben ik onderweg. Het begin van de route is prachtig, door bos en tussen akkers, met af en toe een doorkijkje naar een raffinaderij. Het is de hele dag fris, pas in de loop van de middag komt er een zonnetje door, maar dan zie je in verte ook meteen de buien opbouwen.
In Rheinberg wil ik koffie drinken, een Eiskafe op de markt is al open, althans dat denk ik. Ik stap af, zet mijn mondkapje op en ga naar binnen. Drie Balkantypes met chagrijnige blikken kijken me strak aan, waardoor ik even stil val. Ja? vraagt er eentje. Ein cappuccino bitte, stamel ik. We gaan pas om tien uur open, zegt een ander. Ik probeer nog, maar de deuren staan toch open? Maar nee, geen koffie voor mij. Trouwens, dat is iets met die Eiskafes, ze zitten altijd op drukke pleinen en soms wel met drie tegelijk. Ze verkopen er uiteraard schepijs en koffie. Maar is daar dan zoveel vraag naar? Of zijn het gewoon witwaszaken?
Iets verderop in Baerl is een echte konditorei, met uitstekende koffie en een overdonderende keuze aan gebak. Eerst wordt ik nog uitgevraagd door een nieuwsgierige fietser die alle details van mijn route wil weten, wat heb je veel bepakking, welke plaatsen ga je allemaal aandoen etc. Ja hallo, dat weet ik ook zo niet, daarom heb een routeboekje gekocht.
De komende 150 kilometers zijn trouwens allemaal industriegebied, ik ben heel benieuwd hoe dat boekje dat gaat oplossen!
Het stuk tot Duisburg gaat best lekker, maar daarna beginnen de afgesloten fietspaden en de omleidingen. En als je eenmaal van het rechte pad af bent, is het nog verdomde lastig om er weer op te komen. Dat levert veel zoekwerk en gepuzzel op, regelmatig onderbroken door behulpzame Duitsers die er de zaak ook niet echt eenvoudiger op maken. Die willen dan weten waar ik naar toe wil en bedenken dan hun eigen route daarbij. Terwijl ik alleen maar mijn eigen route wil vinden. Kortom, dat kostte heel wat tijd in die wirwar van spoorbanen, snelwegen en insteekhavens. Trouwens, ik fiets soms ook verkeerd omdat mijn opvatting van na 250 meter rechts een heel andere is dan van de auteur of omdat, geheel buiten de wens van de auteur, een fabrieksterrein is verschenen waar ooit een pittoresk paadje liep.
Pas na Gellep gaat het weer goed, dan sjees ik lekker over de dijk naar Neuss. Daar kies ik voor het rustige alternatief, ik moet dan weliswaar twee keer de Rijn over, maar ik vermijd zo het drukke verkeer en fiets langs mooi aangelegde wandelpaden. En als ik Neuss wil bekijken kom ik wel met de trein, dan ga ik niet met bepakking door het drukke verkeer rijden.
Mijn oorspronkelijke doel was de camping Rheinkassel, maar na al dat oponthoud in Duisburg wordt me dat te ver. In Stürzelberg en Dormagen zijn een aantal hotels en als ik in de buurt ben, ga ik bellen. Ik probeer eerst Hotel Stadt Dormagen, maar dat bestaat blijkbaar niet meer of ze hebben de rekeningen niet betaald, want de telefoon is afgesloten. Dan valt mijn oog op Vater Rhein, zo’n naam wekt verwachtingen. En ja hoor, een gemoedelijke oude man neemt de telefoon op, ze hebben kamers vrij en ik wordt hartelijk ontvangen. In de tuin zit een gezelschap van bejaarden in schuttersuniformen aan het bier naar hoempapa muziek te luisteren. Dat wordt nog gezellig hier! Die uniformen zijn trouwens prachtig, je hebt groene en blauwe en ze zitten vol insignes en medailles. Twee oude knarren hebben zelfs ouderwetse steken met witte veren, net zoals de kolonel in Stratego.
Ik heb hier een kamer met prachtig uitzicht op de Rijn en zelfs een ligbad, met maar één makke, je moet douchen op je knieën.
Kort nadat ik gedoucht heb, begint het trouwens te stortregenen.
Gefietste tijd: 7:05
Afgelegde afstand: 97
Gemiddelde snelheid: 13,7
Hoogste snelheid: 28,9
Gestegen: 214
Gedaald: 197
2-8 Bad Breisich
Toen ik gisteren een hapje wilde eten in het hotel, wilden ze me om te beginnen in een aparte kamer zetten, een soort van serre. Toen ik opmerkte dat die me meer voor gezelschappen leek, zeiden ze, ja u kunt natuurlijk ook in het restaurant gaan zitten, dan krijgt u nog wat mee van de gezelligheid. De echte gezelligheid is buiten in de tuin, dacht ik, maar dat is blijkbaar geen optie. Dan het restaurant maar, want ik ga niet apart zitten.
Onder het fietsen de volgende dag vraag ik me af waarom ze me die ruimte aanboden? Is dat omdat ze dachten dat ik van rust hou, of omdat het vanwege mijn nobele voorkomen in één oogopslag duidelijk is dat ik niet tussen het volk eet? Of waren ze bang dat ik de gasten zou afschrikken? Tja, ik kom er niet meer achter, ik moet maar met de vraag leven.
Vader Rijn houdt niet van poespas en liflafjes, zoveel is duidelijk. Buiten naast de deur hangt een uitgebreide kaart, maar die gold niet gisterenavond. Dat zal wel met de feestelijkheden te maken hebben, dan moet je je gerechten snel kunnen uitserveren.
De gasten konden kiezen uit pannekoeken (of eigenlijk dikkertjes om precies te zijn) medium gebakken steak, schnitzel en haring. Doe mij de steak dan maar, ik kreeg er patat en sla bij. Na de maaltijd legde de waard een vertrouwelijke hand op mijn schouder en zei dat ie Holländische Erdbeeren had, Hoe kan je dan nog weigeren? Toegegeven, ze vielen niet tegen, die zouden ze in Nederland moeten verkopen!
Overigens hebben ze hier wel iets met Holland, want de wanden van de eetzaal zijn gedecoreerd met imitatie Makkumer tegels en in de ontbijtzaal hangt een schilderij van een Marker visser.
Om acht uur ben ik weg. Het weer is als gisteren, het is koud en grijs. Om half tien kom ik in Merkenich en sluit aan in de rij voor de Konditorei annex lokale kas, er staan twee pinautomaten in de hal. Ik hou het bij koffie, want ik zit nog vol van het ontbijt, dat trouwens net zo eenvoudig was als de menukaart van gisterenavond. De waard zei soso toen hij me in fietstenue zag verschijnen, und wo gehen Sie denn hin heute?
Tot aan Keulen fiets ik afwisselend door uiterwaarden en de industrie. En eigenlijk gaat het zo door tot Bonn. Het gekke is dat je door al die bomen weinig van de Rijn te zien krijgt, je weet dat ergens links van je de Rijn stroomt en rechts huizen staan of koeien grazen.
In Keulen begint het te regenen en het duurt tot Bonn voordat het weer droog is.
Ten zuiden van Remagen mag ik niet verder vanwege hochwasser. Hoezo, dat is toch allang voorbij? In plaats van dat ik even nadenk, ga ik driftig alternatieve routes uitproberen, maar overal wordt ik tegengehouden door brandweer of hulpdiensten. Het duurt ruim een half uur voor het kwartje valt, iets verderop stroomt de Ahr. Alle bruggen zijn weggespoeld en vakantiegangers worden geacht langs de andere over te fietsen. Als ze dat nou meteen gezegd hadden, dan had ik niet zo slim gedaan. Maar misschien is het typisch Nederlands om de plaatselijke autoriteiten te slim af te willen zijn. Dan maar de pont naar Linz.
In Linz begin ik alvast te bellen voor een hotelkamer. Op lang niet alle nummers wordt opgenomen, maar ik kan een kamer krijgen bij Niederée voor 65 euro. Mooi, de kamerprijzen beginnen al te dalen nu ik verder van huis kom. Het Nibelungenhof was 89, Vater Rhein kostte 80 en nu is het nog maar 65. Dat mag ook wel, want ik had niet gerekend op zoveel hotelbezoek.
In Bad Hönningen, aan de overkant van Bad Breisig, kom ik op weg naar de pont langs drie enorme campings. Ik begin heel erg te twijfelen, maar steek toch over naar Bad Breisig. Om te ontdekken dat het hotel waar ik gereserveerd had, pal aan de doorgaande weg naar Bonn ligt. En die is druk! Daarom fiets ik eerst nog een beetje door Bad Breisig in de hoop op een betere deal en kwam bij Hotel Rheinblick aan de promenade. Laat een kamer daar nu net zo duur zijn! Dus doe mij die maar.
Voor een blik op de Rijn moet ik weliswaar uit het raam gaan hangen, maar dat geeft niet, want wat heb je daar nu aan als je slaapt. Bovendien heb ik al de halve dag naar de Rijn gekeken. De kamer is lekker stil, daar gaat het om.
Na het douchen kwam er een enorme hoosbui over, net als gisteren eigenlijk. Dan ben ik toch blij dat ik niet zit te hannesen in dat natte gras met die tent en die kleren die moeten drogen. Als het moet, dan doe ik het natuurlijk wel, want het is altijd minder erg dat je je het voorstelt. En je gelooft het niet, we houden nog minstens een week regen op mijn route, tenminste als je weerplaza.nl mag vertrouwen.
Gefietste tijd: 6:56
Afgelegde afstand: 110
Gemiddelde snelheid: 15,9
Hoogste snelheid: 32,9
Gestegen: 258 meter
Gedaald: 233 meter
3-8 Niederheimbach
Gisterenavond alweer vlees met patat, dit keer Schweinerücke steak, je zit aan de Rijn maar vis bestellen? Ho maar. En ik weet uit ervaring dat de beken hier stikken van de levenslustige forellen. Het restaurant van dit hotel is trouwens uitermate populair bij bejaarden vanwege de Seniorenteller die ze kunnen bestellen. Dat wil zeggen dat je een driekwart portie krijgt voor de halve prijs. Een oud Duits echtpaar achter me bestelt twee maal een Strammer Max en bespreekt uitvoerig alle schepen die voorbij varen. Zij is met name geïnteresseerd in het aantal ramen dat de roef telt, hij meer in de nationaliteit van het schip.
Een tweede bejaard stel blijkt Nederlands, de vrouw, fragiel en met grijs permanentje, zwijgt de hele maaltijd, maar de man, kaal hoofd, grote snor en breed gebouwd, vroeger waarschijnlijk sterke man op de kermis geweest maar nu onzeker ter been, becommentarieert luidkeels alles dat hij ziet, hij waant zich ongehoord en onbegrepen in het verre Duitsland. Ik denk, als ie over mij begint, gaan we lachen, maar helaas, iets weerhoudt hem.
Helaas is het ontbijt niet eerder dan acht uur, als ik wakker wordt schijnt de zon nog, als het ontbijt geopend wordt, is het betrokken en als ik op de fiets stap, vallen de eerste druppeltjes.
In Namedy staat weer een bord Radweg gesperrt, ik overleg met drie Belgen, oemoenemenoe? We gaan toch eerst kijken hoever we komen. Eerst zien en dan geloven. En inderdaad, niks aan het handje, ze zijn zeker vergeten dat bord weg te halen.
Pas in Koblenz begint de regen te minderen. Daar splitst de Moezel zich af, nee dat kun je niet zeggen natuurlijk, daar voegt de Moezel zich bij de Rijn. Daar raakt het zuivere Germaanse water vermengd met eau de France. Nee, dat kun je natuurlijk ook niet zeggen. In elk geval, dat is een beroemd punt, een beetje zoals de langgerekte strandpunt in het noorden van Denemarken waar Noordzee en Oostzee elkaar raken. Hier wordt de Deutsches Eck, zoals het heet, naar goed Duits gebruik opgesierd met kanjer van een standbeeld, in dit geval de Duitse keizer te paard, die goedkeurend over de Rijn naar het noorden uitkijkt.
In Koblenz moet ik een besluit nemen, blijf ik de rivier volgen en dat betekent steeds meer naast de snelweg fietsen of neem ik de alternatieve route over het Taunusgebergte? Of anders geformuleerd, ga ik 200 kilometer klimmen en dalen in de regen, deels over glibberige gravelpaden of hou ik me nog even gedeisd? De verleiding van de rust in de bergen is groot, maar ik besluit dat ik dit soort grappen niet in de eerste week van de vakantie moet uithalen, ik ben nog niet voldoende ingefietst. Mijn klimwerk komt nog wel na Regensburg als ik over het Fichtelgebirge ga.
Na Koblenz kwam ik langs een beroemd stuk van de Rijn, nl. de Loreley.
Ik ga jullie niet vermoeien met de romantische liederen die hierop gemaakt zijn, ik heb iets veel leukers. Mijn grootouders maakten hun allereerste buitenlandse reisje in 1936 hiernaartoe, dus ik laat hen nu aan het woord. Hun dagboek verdient het om gelezen te worden. Dit fragment begint in Bacharach, toen een toeristische trekpleister en nu nog steeds, gezien de grote aantallen zilverkleurige Porsches die daar langs de weg geparkeerd staan. Overigens was het weer toen niet veel beter dan nu.
Toen weer naar de boot, en het weer werd nog slechter. Zo kwamen we in het oude stadje Bacharach tegen half zeven. We wilden naar een hotelletje, een half uur buiten het dorp gelegen. Dat werd een prachtige wandeling langs de Rijn. Maar in het hotelletje was geen plaats meer. Het scheen, dat de laatste kamer net was verhuurd voor een lagere dan gewone prijs. Dat maakte ik tenminste op uit het gesprek van den hotelhouder met één van zijn zoons, naar ik meen. Hij gaf ons een kaart mee voor een hotel in Kaub, aan de andere kant van de Rijn. Nu moesten we ons over laten zetten. Na 20 minuten op een drijvend steigertje gewacht te hebben, kwam er een motorboot en bracht ons naar de overkant. In Hotel Stadt Mainz kregen we onderdak. We hadden een reuzehonger. We bestelden gauw “Schweinebraten” met gebakken aardappelen en als groente was er alleen maar komkommersla. Tijdens het eten kwam er muziek: een dikke dame speelde vals viool, een andere dikke dame slagwerk en daartussen een magere pianiste. Onder het eten biggelden bij Rie de tranen over de wangen. Ik begreep niet, wat ze had en toen ik het vroeg, kreeg ik als bemoedigend antwoord: “Niets”. Na het eten gingen we even naar onze kamer en toen kreeg ik er eindelijk uit, dat ze aan de jongens dacht: als alles maar goed was. Ik stelde voor, als ze zo naar huis verlangde, de volgende dag naar Amsterdam te gaan. Maar dat wilde ze ook niet. Ik trachtte haar gerust te stellen door te zeggen, dat ze ons wel door de radio zouden oproepen, als er wat gebeurd was en dat we toch pas twee dagen weg waren. Toen zijn we een wandeling gaan maken langs de Rijn en zijn zelfs tot tussen de wijnbergen geweest, achter het kerkhofje aan de Rijn. Vlak langs de Rijn zijn we weer teruggewandeld naar het hotel en naar bed gegaan. Zo nu en dan hoorden we de muziek uit de gelagkamer naar boven doorklinken, heerlijk vals, maar er werd slechts om het kwartier een nummertje gegeven en tegen half elf was het afgelopen. De muziek trok niet veel publiek, ondanks het feit, dat er veel jongelui uit Hamburg waren, leden van de vereniging Kraft durch Freude”, die wederkerig elkaar woonplaats bezoeken om zo het land te leren kennen. “Frau Kristin’s Töchterlein” was zeer verwonderd, dat ik onkundig was van het bestaan van die vereniging.
Die nacht hebben we niet geslapen. Op drie meter afstand van onze slaapkamer liep n.l. de spoorbaan, en de gehele nacht door reden er treinen, die met hun donderend geraas ons elk ogenblik wekten.
De volgende ochtend stonden we bijtijds op en besloten een paar uur langs de Rijn te gaan wandelen naar St. Goarshausen en de Loreley. Wij namen ons koffertje uit de Hema (=een goedkope bazar) weer op, (een slip van Rie’s ochtendjas hing er uit, zoals we later pas merkten, toen Duitse wegwerkers ons wat nariepen) rekenden af (8,85 mark voor middageten, logies en ontbijt, dus zeer goedkoop) en verlieten weer het oord van de “Schweinebraten mit Thränen” opgeluisterd door de dameskapel met hun hartverscheurende muziek, die gelukkig nergens meer te bekennen viel. Zo was dus de Dinsdag 4 augustus’36aangevangen. Het was een heerlijke wandeling langs de Rijn. We genoten volop van het overweldigend natuurschoon, de steil oprijzende rotsen, hier en daar met naakt gesteente, waarop tussen enkele spleten mooie violette bloemen groeiden. Hogerop lagen de wijnbergen waaraan de druiven in volle trossen hingen en verderop op de heuvels lagen korenvelden en akkers, het was prachtig. Alleen de weg was hier en daar onbegaanbaar door de wegenaanleg, die daar waarschijnlijk als werkverschaffing wordt uitgevoerd. Op een bord lazen wij nog: “Dasz wir bauen, danken wir dem Führer.
Onderweg namen wij nog enkele kieken, Rie kreeg ook wat last van haar voeten, want op wandelen waren wij niet ingericht, om de beurt droegen we ons koffertje en Rie droeg een soort sandalen, waar telkens steentjes in drongen. Zo arriveerden we bij de Loreley. Daar moesten we natuurlijk bovenop. Eerst dronken we wat limonade aan een consumptietent en toen naar boven, bijna 400 treden, afgezien van de schuin oplopende stukken tussen de treden in. Het uitzicht werd steeds mooier en ons hart klopte steeds sneller. Boven op de Loreley genoten we van het prachtig uitzicht over de Rijn.
Daarna dronken we in het hotelletje op de Loreley een kop koffie. Wij wilden weer teruggaan, toen Rie het plan opperde om die dag op de Loreley te blijven en in de omtrek wat te gaan wandelen. Ik was er eerst niet erg voor, omdat ik vreesde, dat zo een bekend punt veel toeristen zou trekken en waarschijnlijk ook veel Hollanders (er zat al een gezelschap Hollanders aan de lunch). En ik was er voor om de Hollanders te vermijden, ik bemoeide me liever met de inwoners van het land, om zo beter het volk te leren kennen en meteen wat handiger te worden in het Duits spreken. Maar Rie haalde me over, ik zag, dat ze er haar zin op gezet had om er te blijven en gaf daarom ook toe en wij hebben er geen spijt van gehad. Eerst gingen wij koffiedrinken, wij namen wat broodjes met ham, worst en kaas en Rie een kop bouillon. Het eten was uitstekend. Op één boterham kwamen 5 plakken worst. (De waard slachtte dan ook zelf en de waardin kookte). Na de koffie (wij namen geen warme lunch, zoals in Duitsland gewoonte is, omdat wij tegen 12 uur liever brood aten) maakten we een prachtige wandeling door de bergen naar St. Goarshausen. We kwamen ook bij een beekje, dat we eerst wel hoorden, maar niet zagen. Eindelijk kwamen we bij het bruisende beekje. Rie begon direct te kwelen: “Ich hört ein Bächlein rauschen” en toen gingen we verder stroomaf.
Kaub, waar ze een slapeloze nacht hebben doorgebracht, ligt aan de overkant van de Rijn en ik heb er 5 minuten naar staan kijken. In die tijd kwamen er drie enorme goederentreinen door het dorp.
Ik stop in Niederheimbach, ook zo’n dunne streep huizen langs de Rijn met een enkele zijstraat. Juist in die zijstraat zit een oud Gästehaus, ver genoeg van de snelweg en de spoorlijn af, dat nog in bedrijf is ook. Ik bel het nummer op het briefje aan de voordeur en de eigenaresse is er over een half uur. Ik kijk nog wel een half uurtje over de Rijn.
Ik krijg een kamer, morgenochtend rekenen we wel af en dan wil ze ook mijn inentingsbewijs zien, ze heeft nu haast om de kinderen naar voetbal te brengen. Ik kan anderhalve kilometer verderop wat eten, de kaart ligt in de huiskamer. Nee niet weer schnitzel! Dan bedenk ik me dat elke 20 minuten een pont naar de overkant gaat, waar het dorpje Lorch ligt. Volgens mijn fietsapp zijn daar minstens vijf restaurants. Daar moet het lukken om een forel te eten.
En uiteraard valt er om vijf uur weer een frisse stortbui, net als ik op het veer sta te wachten. Gelukkig kan ik schuilen onder de bomen. Het verschil met gisteren is dat deze stortbui niet stopt na tien minuten, pas als ik met de laatste pont terug ga, wordt het weer droog.
Gefietste tijd: 5:40
Afstand: 85,1
Gemiddelde snelheid: 15
Hoogste snelheid: 30,3
Gestegen: 248
Gedaald: 226
4-8 Steinheim an Main
De eigenaresse van het Gästehaus legde me uit dat ik in het volgende dorp kon eten. De kaart van het restaurant lag op tafel en wat stond erop? Inderdaad steak frites en schnitzel. Ik dacht, niks ervan, ik neem de pont naar Lorch aan de overkant van de Rijn, daar is volgens Google maps veel meer keuze.
Als ik op de pont sta te wachten begint het me toch te hozen. De eigenaresse belt prompt op om te vragen of ze met de auto ergens heen moet brengen, ik zeg nee hoor, alles in ordnung. In Lorch ren ik als een haas door de straten op zoek naar iets dat open is. Het eerste dat ik tegenkom is een echte Weinkeller, Rössling geheten, met nog één leeg tafeltje. Ik mag daar tot 19.00 blijven zitten. Het is een gezellige boel daarbinnen, met twee dames in de bediening die elkaar voortdurend voor de voeten lopen, een groep bejaarden die al de hele middag gezellig aan de wijn zit en vier Denen die de Spätburgunder ontdekt hebben. Verderop zitten nog meer mensen, maar het is te donker om ze goed te kunnen zien.
Ze hebben hier een perfect systeem, ruim twintig soorten wijn per glas. De flessen hebben geen etiketten maar nummers en staan in een houten kuip met koud water. Op de kaart kun je lezen wat wat is. Ik drink Riesling Kabinett trocken, deze is zeldzaam lekker, heel anders dan ik me Riesling herinner. Ik bestel er een portie Himmel und Erde bij, gebakken uien met fijngesneden bloedworst en zelfgemaakte appelmoes en aardappelpuree. Omdat ik daarna nog honger heb, neem ik nog een glas Riesling en een Flammkuche met schapekaas en olijven.
Als de bediening erachter kom dat ik uit Zaandijk kom, koppelen ze me meteen aan José uit Limburg, die hier in haar eentje aan het wandelen is van Koblenz naar Rüdesheim. We raken aan de praat en intussen worden we van het ene tafeltje naar het andere verplaatst, omdat telkens nieuwe gasten binnenkomen die hun gereserveerde plekken opeisen. José is ooit naar Santiago de Compostella gefietst vanaf de Spaanse grens en had er een goed verhaal over. Ze fietste samen met haar vriend en die zat na een week al hard te denken aan afstappen en de trein nemen. Toen stapte er in het pelgrimshotel een bejaarde man op ze af die vroeg of ze Nederlanders waren. Hij wilde even praten want hij had het zwaar. Hij bleek een kapelaan die in Haarlem was opgestapt en al twee maanden onderweg was. Vanaf dat moment had haar vriend het niet meer over stoppen. En om het verhaal mooi te eindigen: de kapelaan heeft het stel een jaar later getrouwd en daarbij voorgelezen uit zijn Santiagodagboek in plaats van uit de Bijbel. Waarom José dan nu in haar eentje door de Duitse heuvels liep, heb ik niet meer kunnen vragen, ik moest de laatste pont halen.
Vandaag ben ik pas om half negen weg. Tijdens het ontbijt komt de waardin omstandig uitleggen dat ze zo weinig heeft neergezet omdat ze vanwege Corona alles moet weggooien wat ik niet opeet. Ik moet haar wel drie keer zeggen dat het echt genoeg is, broodjes, muesli, melk, yoghurt, kaas en verschillende soorten worst en ham. Moet ze nog broodjes voor me maken voor onderweg? Welnee, dat hoeft niet, ik lunch wel bij een Konditorei. Het lukt me vervolgens om 65 kilometer te fietsen zonder één bakker te zien. Pas in Mainz kom ik nog wel langs een heel sjiek restaurant van de Ruderverein, maar dan zit je meteen vast aan cantharellen met Sekt.
Dan is er vast wel iets aan de Main, denk ik, want in Mainz ga ik van de Rijn over op de Main. Tegen enen ben ik ten einde raad en besluit om mijn overjarige brood aan te spreken en eet twee stevige boterhammen met pindakaas en een Zaanse sinaasappel die zich verstopt had onder het gereedschap. En ja hoor, als ik weer verder ga, stuit ik na nauwelijks tweehonderd meter op twee restaurants aan het water waar ontelbare fietsers heerlijk zitten te lunchen. Het gekletter van het bestek op de borden klinkt me als muziek in de oren. Prompt stap ik weer af, vind met moeite een plek om mijn fiets te stallen en eet een salade van gegrilde groenten, met uitzicht op de Main. Maar die Main hé, daar is iets mee, of liever gezegd, daar is iets niet mee, die leeft niet, die mist de beroering van de Rijn. Als je aan de oever van de Rijn staat te plassen, denk je toch onwillekeurig bij jezelf, val er niet in! De waternimfen nemen je meteen te grazen. Bij de Main heb je dat gevoel helemaal niet, dat is een soort van Keulse Vaart met af en toe een stukje Amstel erin verwerkt.
Op dit deel van de route snap je pas echt hoe industrieel Duitsland is. Ondanks dat de route knap uitgedacht is, hoor of zie je altijd eindeloos lange goederentreinen voorbij gaan. En zodra je een beetje uitzicht hebt, zie je schoorstenen en koeltorens. Alleen al het ronden van de chemische fabrieken van Höchst duurt drie kwartier. En die hele tijd denk ik, Höchst, Höchst, wat was daar ook al weer mee in de jaren 70? Dat was toch zo’n bedrijf dat uit was op de ondergang van de natuur, een soort industrieel Mordor? Ik zoek het later nog wel op. En inderdaad, als je via Delpher in kranten uit die tijd zoekt, blijkt dat Höchst een hoofdaandeel had in de vissterfte van de Rijn.
De route is vandaag eerlijk gezegd ongelooflijk saai, tussen Main en Frankfurt zijn het of eindeloze uiterwaarden, of aangeharkte wandelboulevards. Ik doe mijn best om Frankfurt vandaag nog achter me te laten, maar het is een eindeloze aaneenschakeling van steden en dorpen. Als dat langs de Elbe straks net zo gaat, dan zoek ik een andere route terug.
Na 110 kilometer vind ik het welletjes. Ik eindig in een supertoeristisch stadje in de agglomeratie van Frankfurt met een eigen kasteel en heel veel vakwerkhuizen met grote zwarte auto’s in de smalle straatjes.
Gefietste tijd: 7:29
Afgelegde afstand: 114
Gemiddelde snelheid: 15,2
Hoogste snelheid: 28,2
Gestegen: 329
Gedaald: 279
5-8 Mittelberg
Na een beetje rondwandelen vond ik gisterenavond een Biergarten met keuken die open was. Daar at ik Tafelspitze, dat is draadjesvlees vrijwel zonder vet in een groene saus, met aardappels en sla. Best lekker. Bij het eten werden we getrakteerd op livemuziek, gebracht door een zanger achter een elektrische piano. Die speelde aardig, maar voorspelbaar. Bill Withers, Beatles, Doors. Toen kwam er een tweede zanger bij, die zich richtte op de tafels met de gepermanente dames en het repertoire verschoof naar Tom Jones en aanverwanten. Daar oogstten ze een zeker succes mee. Daarna kregen we een uitleg van een man met pet dat deze kunstenaars natuurlijk geheel belangeloos optraden, maar dat een bijdrage aan hun volgende kunstproject welkom zou zijn. De vrouw die geld kwam ophalen met een zwarte bolhoed in de hand, keek me aan en zei, ik kom zo wel even bij u langs. Ik dacht, ik ben benieuwd, word ik straks aangeslagen als mecenas of wat? Maar bij het dessert kwam ze alleen nog een keer langs om mij smakelijk eten te wensen en de collectehoed kreeg ik niet te zien. Kortom, verwarring alom in mijn hoofd. Wass wollte das Weib?
In de ochtend weer eens een luxueus ontbijtbuffet en daarna rustig op weg. Het is vandaag de zevende dag en dat is van oudsher een rustdag. Sinds een paar jaar is het ook de dag van mijn fietsvakantie waarop ik wel een beetje uitgeraasd ben en wat meer aandacht voor de omgeving kan opbrengen. In Seligenstadt drink ik koffie en bezoek de basiliek die ruim 1100 jaar oud moet zijn. Aan het interieur is niet veel te beleven.
In een hele steile straat Afschaffenburg drink ik koffie op een heel hip koffieterrasje van Kaldi, voor mensen met laptops. Ik val nogal uit de toon qua leeftijd en in mijn fietsoutfit. Ik wil ze toeroepen dat ik ook heel hip ben, kijk maar naar mijn bril en ik heb ook een laptop van Apple thuis en een iPhone en trouwens in de rest van de wereld heeft echt niemand van jullie zielige Afschaffenburg gehoord, maar ik snap ook wel dat ik het dan alleen nog maar erger maak. Ik moet het dédain van de hippe Afschaffenburgers maar ondergaan.
Ik besloot aan het ontbijt om tot Miltenberg te gaan, dat is een stuk van ongeveer 70 kilometer, dus dan arriveer ik aan het begin van de middag. Vanaf hier wordt de route uitdagender met klimmen en dalen, morgen begint het echte werk. Als ik eerlijk ben, dan was de route tot nu toe bij vlagen leuk, maar grote stukken waren saai en eentonig. Ik kan iedereen aanraden om de trein naar Frankfurt te nemen en daar te beginnen. Dan mis je weliswaar de Weinstube van Rössler in Lorch (en de Loreley) maar je mist ook een hoop industrie en snelwegen.
In Miltenberg is het weer net als gisteren, het ziet er dreigend uit, maar de zon schijnt ook. Ik gok het erop, ik ga naar de camping.
Het loket gaat pas om drie uur open, dus ik zet mijn tent alvast op. Als ik mij aanmeld, moet ik aan de bazin mijn inentingsbewijs en Einreiseanmeldung laten zien. Nu mag ze helemaal niet vragen naar dat laatste, maar ze is niet het type waarmee je hierover in discussie gaat. Tenslotte is hier maar één camping.
Gefietste tijd: 4:32
Gefietste afstand: 71
Gemiddelde snelheid: 15,4
Hoogste snelheid: 31,8
Gestegen: 167 meter
Gedaald: 137 meter
6-8 Weikersheim
Ik liep gisterenavond een rondje aan de stationszijde van de stad, tegenover het oude centrum aan de andere kant van de Main. Ik dacht, de buitenkansjes zitten natuurlijk buiten het centrum. Soms klopt dat ook, maar deze avond niet. Niets te vinden en ik was al op de terugweg, toen ik aan de rand van de weg een bordje zag. Als je daar de trap afloopt, kom je bij de kantine van de voetbalclub en daar kun je Grieks eten. OK dan maar. Een ontegenzeggelijk voordeel van aan deze kant eten is dat je een prachtig uitzicht hebt op de oude stad. Aan de overkant zitten ze voor dubbel geld naar een voetbalveld en de camping te kijken. Die Griek was trouwens best prijzig en niet bijzonder, ik at gevulde paprika met schapekaas en lamsfilets met tzatziki en gepofte aardappel. Vanaf vandaag neem ik geen toetjes meer, maar een voorgerecht heb ik mij voorgenomen. Vers fruit staat hier toch nergens op de kaart, het is altijd maar ijs, crepes, meringue en dat soort ellende. Nee, nee, vanaf vandaag denk ik extra om mijn gezondheid.
Het was een onrustige nacht met af en toe een bui en om vijf uur begint het verkeer over de brug al weer drukker te worden. Tegen zevenen sta ik maar op, net als de meeste kampeerders hier trouwens. De regen varieert deze ochtend van miezerregen tot lichte buitjes.
Ik snap het weer hier niet altijd. Gisterenochtend begon het zonnig met schapewolkjes, tegen de middag zag je de eerste onweerswolken opbouwen tussen de heuvels. Na de middag zag je overal om je heen gitzwarte wolken maar boven me bleef het hooguit lichtgrijs of gewoon blauw. Heeft het te maken met de hoek waaronder je naar die wolken kijkt? Dus dat ze op grote afstand door de schuine hoek een massief lijken terwijl het eigenlijk losse kleine buitjes zijn? Of hangen ze daar gewoon te wachten op het moment dat je eronderdoor moet?
Vandaag was het weer trouwens heel duidelijk, het Erftdal waar ik doorheen moest, was geheel gevuld met wolken. Door de wolken fietsen is niet anders dan door de regen fietsen, met dit verschil, dat er geen druppels op je hoofd vallen, maar dat je egaal door en door nat wordt. Ik kan op de weg niet ver voor me uit zien vanwege die laaghangende wolken. Het voordeel daarvan is dat geen ontmoedigende heuvelruggen in de verte ziet, waar je misschien overheen moet. Het gidsje stelt voor dat ik langs de provinciale weg naar Hardheim fiets, die is niet druk volgens de auteur. Ik kan ook het fietspad nemen, maar daar zitten dan wel een paar pittige klimmetjes in. Nou een paar kan ik echt wel aan, het is al erg genoeg dat het regent en om dan ook nog voortdurend besproeid te worden door voorbijracende auto’s, nee dank u. Dat paar bleek wel weer een eufemisme, het werd de ene boshelling na de andere met percentages tussen de 8 en 12%.
Gelukkig is er in Hardheim koffie, daar kan ik even bijkomen in de Konditorei. Het is dan nog maar 8 kilometer echt klimmen, daarna komt er een spectaculaire afdaling. Voor die afdaling begint, zet ik voor alle zekerheid mijn helm op (ik denk dan altijd even aan Annemieke Adema) en die helm heeft dit keer bijna zijn dienst kunnen bewijzen. Er zat een bocht in de afdaling die ik een beetje onderschatte en ik kwam heel even met het voorwiel in de berm. Ik voelde de boel gaan glijden, maar gelukkig kreeg ik de fiets met een klein rukje aan het stuur weer op het asfalt. Belangrijke les, het is beter om de eerste afdaling van de vakantie rustig te beginnen.
Daarna gaat de route weer geleidelijk omhoog, maar ik trap daar moeiteloos doorheen. Ik ben zo tevreden over het feit dat dit ouwe karkas nog prima kan klimmen en het feit dat mijn conditie zo snel weer toeneemt, dat ik mezelf op 20 kilometer extra trakteer. Bovendien schijnt de zon eindelijk, dus ik zie geen reden om te stoppen.
Weikersheim lijkt me een prima eindbestemming, er zijn veel hotels en er is een camping als uitwijk als alles vol zit. Op de markt stapte ik bij de VVV naar binnen en vraag of ze iets hadden in mijn prijsklasse. Ja hoor, op de Markt zelf was nog een kamer vrij bij Deutschherren Stuben. Ik kreeg de sleutel van een klein kamertje op de tweede verdieping met uitzicht op het dak van het naburige pand. Dat zou nog een klus worden om alles te drogen te hangen. Omdat het bed niet was opgemaakt, liep ik even naar beneden om af te spreken hoe laat ze dat zouden doen. Prompt kreeg ik de sleutel van de kamer ernaast, groot genoeg om mijn tent in op te zetten en met uitzicht op het kasteel.
En ik had onderweg ook nog tijd voor cultuur! In Dittigheim staat een indrukwekkende kerk met een prachtig barok interieur. En even later kwam ik net buiten Dittigheim langs een heel eenvoudig pelgrimskapelletje. Daar heb ik maar een kaarsje opgestoken voor alle dode Hovings en Hellings. Eentje leek me wel genoeg, tenslotte kunnen ze best allemaal naar dezelfde kaars kijken. Bij de kaarsen stond trouwens een eigenlijk heel grappig bordje: Nicht bezahlte Opferlichte ist Diebstahl. Ik bedoel, als je niet betaalt, heb je niet geofferd en God ziet dat, dus dan werkt het toch niet? Tenzij je gelooft dat de kracht in het vlammetje zit, want dat maakt dergelijke afwegingen niet.
Aan het eind van de middag bezoek ik ook nog het kasteel en de kasteeltuinen van Weikersheim, de lokale adel deed een moedige poging om het 17e eeuwse Versailles te imiteren. Hoe die lui naar zichzelf keken, wordt mooi geïllustreerd in de tuin. Daar staat een groot beeld van een van de kasteelheren, omringd door Augustus, Nimrod, Ceres en Alexander de Grote, of wel de eerste vorsten van Rome, Assyrië en Griekenland. Vanaf het dak van de Oranjerie kijken de Griekse goden daar dan weer goedkeurend op neer.
Gefietste tijd: 5:27
Afstand: 76,2
Gemiddelde snelheid: 14
Hoogste snelheid: 45,6 (harder durfde ik niet vanwege het slechte asfalt)
Gestegen: 565
Gedaald: 454
7-8 Ornbau
Ik at gisteren leberknudelnsuppe en reeragout met een glas droge Schwarzer Riesling uit het Taubertal. Onthou die wijn, die is echt bijzonder. En die soep is ook bijzonder, het is een fijne bouillon met daarin in plakken gesneden noedels in die met lever gevuld zijn. Een typisch Beiers gerecht kom ik later achter, het staat overal op de kaart.
Een bejaard echtpaar stond wat te weifelen bij de ingang van het terras, dat vol zat en toen stevenden ze op mij af. Mogen we bij u aanschuiven, of heeft u dat liever niet? Ik denk, ik doe niet flauw en zeg, gaat u vooral zitten, maar reken niet op al teveel conversatie want mijn Duits is niet denderend. Natuurlijk ontstaat er toch een soort van gesprek en zij blijkt afkomstig uit het Emsland en heeft een Nederlandse achternaam, Kuiter. Ik zeg, goh interessant, wat betekent het? Dat weet ze niet, dus ik zoek het voor haar op in de achternamenbank van het Meertens Instituut. Helaas staat daar alleen dat het een beroepsnaam is, maar wat is dan een kuiter? Ik kom niet verder dan een vrouwelijke vis, dus zo worden we niet veel wijzer.
Na het ontbijt zijn de eerste 20 kilometer naar Creglingen eenvoudig. De zon schijnt volop, er is en ik luister naar podcasts van het Duitsland Instituut over politiek en cultuur. Het weerbericht zei dat het vandaag mooi zou zijn, maar dat het vanaf vanavond weer regent tot maandagochtend. Voorlopig klopt het nog.
In Creglingen neem ik koffie en een flink stuk taart ter voorbereiding op het volgende stuk, waar veel kleine klimmetjes in zitten. Onderweg kom ik veel fietsers tegen die allemaal de andere kant op fietsen, de route heet Liebliches Taubertal. Om half twaalf ben ik na een laatste slopende klim in Rothenburg, een prachtig middeleeuws stadje bovenop een flinke heuvel. Voor fietsers is het niks, de straten zijn geplaveid met keien en gevuld met duizenden slenterende toeristen.
Ik daal aan de andere kant weer af en laat zo het Taubertal achter me, de rest van de dag volg ik de Altmühl. Het landschap is hier heel anders, niks geen wijnhellingen en een smal dal, maar uitgestrekte Beierse landbouwgebieden. Niet alleen het landschap verandert, ook het weer. De lucht betrekt snel en binnen een uur vallen de eerste druppels. OK denk ik, ik trek wat warmers aan en doe het lekke jekkie eroverheen, dat houdt de wind tegen. De rest van de middag rij ik door de stromende regen.
Terwijl ik onder een boom zonder al te veel succes sta te schuilen, bel ik het eerste hotel dat ik op een afstand van 30 kilometer in mijn gidsje heb staan. Dat wil ik nog wel fietsen met dit weer. Dat is Zur Löwe in Ornbau. Het is een wat onduidelijk gesprek, ze zijn geen hotel meer en hebben ook geen eenpersoonskamers maar kunnen me wel een kamer aanbieden voor 45 euro zonder ontbijt. Dat moet ik in Gem of Gen of zoiets gaan eten. Ik denk, nou ja, een beetje apart, maar waarom niet. Onderweg krijg ik allerlei fantasieën over een zwaar vervallen hotel met gaten in het dak en muf ruikende kamers met bedden waaruit de zure lucht je op de keel slaat als je het dek openslaat, beheerd door een morsige eigenaresse die een slaatje slaat uit verregende fietsers. Moet ik dat nou wel doen etc. Kan ik niet beters wat anders proberen? Omdat het fietsen best lekker gaat, bel ik in een bushokje ook een hotel in Gunzenhausen, nog 12 kilometer verder, maar dat zit vol.
Vlakbij Leutershausen wordt ik ingehaald door een groep van wel 30 senioren op van die dure e-bikes met derailleurs. Ze dragen van die wapperende doorzichtige plastic poncho’s en zijn doorweekt. Elke keer als ik denk dat ze me allemaal ingehaald hebben, komt er eeer eentje. De laatste heeft een paar honderd meter achterstand probeert luid schreeuwend de aandacht van de rest te trekken. Na ongeveer tien minuten kom ik ze weer tegen bij een T-splitsing, er is duidelijk een enorme ruzie ontstaan. Het gaat er uiteraard om hoe ze zo snel mogelijk op de plaats van bestemming komen en ik hoor er eentje wanhopig roepen: ja maar het maakt helemaal niks uit, het is allebei even snel.
Nou vooruit, het moet zo zijn. Uiteindelijk sta ik voor een prachtig gerenoveerd pand, dat in appartementen is gesplitst maar waar blijkbaar ook nog hotelkamers in zitten. Het ligt prachtig binnen de stadsmuren, als het nu ook nog stopt met regenen, ga ik vanavond hier zeker wandelen.
Gefietste tijd: circa 6 uur
Gefietste afstand: 86 (ongeveer)
Gemiddelde snelheid 14
Hoogste snelheid 39,9
Gestegen: 530
Gedaald: 335
8-8 Enkering
>p>
Het is 800 meter lopen naar Der Angerwirt. Het motregent een beetje dus ik laat dat doorweekte regenjack uit. Ik ben er bijna als ik me realiseer: Mundkappe! Oh nee, sofort zurück en ja hoor, de motregen gaat over in gestage regenval. Bij de tweede poging pak ik de fiets, dan word ik minder nat is mijn idee. Ik heb dat nooit goed kunnen beredeneren, als je harder gaat vang je dan relatief minder regendruppels of toch evenveel?
Buiten staan parasols in het zand in de stromende regen, terwijl harde housemuziek klinkt. Het is de beachclub van Ornstein. Uiteraard is er geen hond te zien met dit weer, dan kan die muziek ook wel uit toch?
Ik kom binnen in een geheel lege zaal met blankgelakte houten banken langs de wanden, ongedekte kale tafels en houten stoelen zonder kussentjes. Een aantal tafels is gereserveerd, maar verder mag ik gaan zitten waar ik wil. Ik kies een plek met mijn rug tegen de muur en met zicht op de deur. Hier geen housemuziek maar de Bayerische Rundfunk.
Ik begin met Pfannkuchensuppen, maar dat is niet wat ik er van verwacht. Ik dacht aan bouillon met reepjes pannekoek erin maar dat was het dus niet. Het was wel (vrij zoute) bouillon, maar met fijngesneden bieslook en vier torpedovormige ballen daarin van heel fijn gedraaid gehakt. Het Duits van de bediening was nog slechter dan het mijne, dus een goed gesprek over de naam van de soep zat er niet in.
Het hoofdgerecht bestond uit drie plakken koude varkensrollade in een witte saus met bessencompôte en aardappelen. Uiteraard krijg je er een bakje sla bij, maar ze zijn in de restaurants niet gul met groenten en dat verbaast me dan weer. Vermoedelijk beoordeelt men het eten vooral op de kwantiteit van het vlees. Toch lijkt de keuken me wel OK want je kunt horen dat de kok bezig is met de schnitzels voor te bereiden.
Weerbericht: vanaf zondag minstens drie dagen zon in het zuiden, behalve in Zuid-Beieren, daar blijft het regenen. Nu is de vraag, waar ben ik? Na enig gepuzzel blijk ik precies op de grens te zitten, ik ben benieuwd hoe het morgen gaat.
Afgelopen nacht heb ik uitgedacht waarom dit hotel niet langer in bedrijf is. Naast het hotel staat de kerk, een krankzinnige combinatie van een middeleeuwse toren en een betonnen schip. Die torenklok slaat elk kwartier het aantal kwartieren en op het volle uur ook nog eens het aantal uren erachter aan met een tweede, wat lager klinkende, klok. Dat zijn geen bescheiden slagen, maar zware klappen op zo te horen enorme bronzen klokken, waarvan je elke keer weer opschrikt. Om zes uur ‘s morgens krijg je dan ook nog eens tien minuten gebeier extra, als een soort Angelus. Ik stel me voor dat die hotelgasten de hele nacht de slagen lagen te tellen en al om half zeven met roodomrande ogen van de slaap aan het ontbijt zaten.
Het ontbijt vind dus plaats in dezelfde gaststätte, waar ik nu onder een strakblauwe hemel naar toe fiets. Daar is gedekt voor wel 20 man, maar ik ben vooralsnog de enige. Ik moet nu toch eens vragen wat toch 20*C+M+B*20 (soms staat er 21 in plaats van 20) betekent, dat ik op zoveel deurposten zie staan. De uitleg is heel verrassend, al die huizen zijn op Driekoningen van dat jaar gezegend. De hoofdletters staan voor Caspar, Melchior en Balthasar. En ik maar denken dat het iets maken had met huis- aan huisbladen.
In Gunzenhausen neem ik koffie en in de tijd dat ik die opdrink, vult de hemel zich met wolken. Zo snel als dat gaat, hoe is dat toch weer mogelijk? Enfin, zolang het droog blijft, vind ik het goed.
Onderweg kom ik langs een deel waar de Limes hoog over de heuvels liep. De plaatsen van de oude wachttorens zijn aangegeven met hoge palen met rode houten vanen eraan. Op een aantal plekken hebben ze de stenen fundamenten van de houten wachttorens gereconstrueerd. Met een groot bord ernaast waarop ze uitleggen dat als je reconstructie maar exact is, het toch erfgoed is. Grappig, dat ze zich zo rechtvaardigen, dat lijkt mij nergens voor nodig.
Na Weissenburg neem ik een afsnijding, die wel meer klimmen inhoudt, maar ook dichter bij de oorspronkelijke Limes blijft. De eerste klim is 18% over 300 meter, die leg ik dus in etappes lopend af, terwijl ik de fiets omhoog duw. Als ik bij een reconstructie van een Romeinse wachttoren een broodje eet, bedenk ik me dat ik beter nu, zolang de regen en wind me nog niet om de oren slaan, mijn doel kan bepalen. Ik acht een afstand van pakweg 90 kilometer realistisch op deze natte hobbelige gravelpaden met nog een beetje klimmen en dalen erbij. Omdat er op die afstand sowieso een camping ligt, ga ik verder zonder alvast iets te reserveren. Ik laat het wel van het weer afhangen. Dat levert dan ook prompt een bijdrage aan de discussie in de vorm van een aantal korte buien.
In de middag luister ik onder het fietsen weer podcasts van het Duitslandinstituut, eentje over de aankomende verkiezingen en het post-Merkeltijdperk en twee over twee boeken van Thomas Mann, Dr Faustus en De Toverberg. Die laatste heb ik 40 jaar geleden gelezen, dat was het welkomstgeschenk van het ECI en ik vond er toen niet veel aan, maar als ik deze bespreking hoor, snap ik hoe ik het boek moet lezen. Veel heb ik er destijds niet van begrepen, daar ben ik nu wel achter, gelukkig staat het nog in de kast. Dr Faustus las ik een paar jaar geleden met de leesclub en ik was toen al gefascineerd door de taal en de gelaagdheid van het verhaal. Mann vertelt op een heel indirecte manier hoe het Duitse volk haar ziel aan de duivel verkocht heeft door in de romantiek van het nazisme te geloven. En zijn boodschap is nu nog steeds heel belangrijk: dat wij als welopgevoede mensen de schreeuwers veel te veel ruimte geven.
Ongeveer 6 kilometer voor de camping kom ik langs een pracht van een hotel in een beekdal gelegen. Iets in mij roept heel hard stop, ga niet verder, ga niet naar die camping. Aan je innerlijke stem moet je altijd gehoor geven, ook als je niet meteen snapt waarom. Daar zal ik vanavond of morgenochtend nog wel achterkomen.
Gefietste tijd: 6:10
Afgelegde afstand: 86 km
Gemiddelde snelheid: 14
Hoogste snelheid: 53,1
Gestegen: 626
Gedaald: 662
9-8 Regensburg
Toen ik gisterenmiddag onder de douche vandaan kwam, was het flink aan het regenen. Dat was waar die innerlijke stem mij natuurlijk voor waarschuwde.
Ik at ‘s avonds soep van gemalen groente met taaie croutons en daarna eindelijk vis, snoekbaarsfilets met prei. De bediening was 100% Beiers, lederhosen, (kuise) dirndls en een zangerig Duits.
Na het eten was het even droog en ik bekeek het kerkje aan de overkant, dat nog open was.
Je wordt daar aan de deur begroet door een pittige brief van de koster, die kort samengevat als volgt luidt: Deze deurkruk wordt telkens weer verkeerd om gebruikt door mensen die niet normaal zijn. We hebben de deurkruk nu al twee keer moeten repareren. Dus als je zo nodig toe moet geven aan je waanzin, doe dat vooral thuis met je eigen deurkruk, maar niet hier.
Ik was gisterenavond trouwens even de weg kwijt, hoe ging het ook al weer na Regensburg? Maar na een half uurtje puzzelen wist ik het weer. Eerst de Naabtalradweg en daarna de Haidenaab Radweg tot vlak voor Bayreuth, daarna doorsteken naar de Elbe.
Als ik ‘s morgens wakker word, is alles grijs, het is niet meteen duidelijk of het dichte mist is of motregen. Het effect is trouwens ongeveer hetzelfde, maar het vooruitzicht niet, want na mist en nevel komt zonneschijn en na motregen nog meer regen.
Anton mailt met de vraag of ik nog in de buurt van Bad Rodach kom, dan moet ik beslist zijn vriend Rainer bezoeken die daar een appelsapfabriek heeft. OK, dat ga ik uitzoeken.
Maar nu eerst naar Regensburg. Tot Dietfurt an der Anmühl is het dichte mist, dan breekt opeens de zon door en wordt het warmer.
De Altmuhl gaat over in het Main Donaukanaal. De eerste poging tot die verbinding werd al door Karel de Grote ondernomen. Ik verbaas me daarover, kenden ze toen al sluizen? Of losten ze het hoogteverschil op met overtooms? De tweede poging kwam pakweg 1000 jaar later en die lukte wel. Eerst fiets ik nog langs de historische versie maar later langs het moderne kanaal met uiteraard weer hier en daar een fabriekje. Het is pas elf uur in de ochtend, de zon schijnt nog steeds en ik ben al bijna halverwege Regensburg. Nou ja, dan kan ik die stad vanmiddag eens goed bekijken.
Bij Kelheim kom ik aan de Donau zelf, je kunt heel mooi de scheiding tussen het stromende water van de rivier en het stilstaande water van het kanaal zien. Uiteindelijk is het toch nog half vier als ik aankom. Ik heb het hotel uitgezocht op de lokatie, net buiten het centrum en de naam van de straat, de Universitätsstrasse, dat moet wel een keurige buurt zijn en dat klopt. Alleen jammer dat het internet niet werkt en als ik er wat van zeg, is het antwoord, het zou het moeten doen.
Ik loop toch nog even de binnenstad in, dat is een kwartiertje lopen en dan gebruik je weer even andere spieren. Op de heenweg kom ik langs het Brauhaus am Schloss, daar ga ik op de terugweg eten besluit ik. Ze hebben een prachtige biergarten tussen de kasteeltorens en ze verkopen er hun zelf gebrouwen bier per halve of hele liter. Dat kasteel is trouwens van Turn und Taxis, steenrijke Duitse societyadel.
Het centrum is stervensdruk maar ook heel sfeervol. Alweer zo’n stad waar je eigenlijk drie dagen voor uit moet trekken. Ik ga alleen even naar de dom, die is gigantisch. Binnen is het stikdonker, dat is goed voor de kunst natuurlijk, maar omdat je niet dichtbij de altaren mag komen, moet je maar raden wat er precies te zien is. Het zilveren hoofdaltaar kun je op 50 meter benaderen, schat ik.
Het intrigerendste beeld dat ik zag, was dat van een zwangere Maria met een man of vrouw met een boek in de hand. Nu vervloek ik weer mijn gebrek aan parate bijbelkennis. Wat zie ik hier toch?
Verder zag ik nog iets bijzonders in de dom in relatie tot het kerkje in Enkering gisteren. Daar hangt op de muur van het kerkhof een gedenkplaat, opgericht door de weduwe van een soldaat, die op 28 mei 1940 in Frankrijk omkwam. De tekst eindigt met de tekst: Niemand kent een grotere liefde, dan wie zijn leven geeft voor de zijnen. Dat vond ik nogal een malle spreuk voor de dood van een agressor, maar goed, het zal wel met de Duitse soldateneer te maken hebben omdat hij voor zijn kameraden gestorven is. En mijn oordeel is natuurlijk uit een andere tijd.
Maar vandaag zag ik in de dom van Regenburg een gedenkplaat die begint met bijna dezelfde woorden: een grotere liefde kent niemand dan hij, die zijn leven opoffert voor zijn vrienden. Dit keer wordt ook de bron vermeld Johannes 15:13. En ook hier gaat het om eer, maar dan op een heel andere manier. De woorden betreffen de pastoor van de Dom, die in 1945, als de geallieerden voor de stad staan, aan het Duitse opperbevel vraagt om de strijd te staken en zo de stad te sparen. Hun reactie daarop is hem wegens verraad op te laten hangen. Twee keer hetzelfde citaat, één keer misplaatst, één keer met recht gebruikt.
Gefietste tijd: 5:53
Afstand: 93,6
Gemiddelde snelheid: 15,9
Hoogste snelheid: 34,4
Gestegen: 276
Gedaald: 313
10-8 Wernberg – Köblitz
Gisterenavond at ik dus in het Brauhaus am Schloss en ik dacht, een klassieke Biergarten wat zal ik nemen, varkenspoot of kalfsschnitzel. Ik koos een beetje schijterig voor het laatste en werkelijk, binnen drie minuten stond het op tafel. Hadden ze dat nu onder de neus van de afwasser weggerukt? In elk geval, het smaakte prima, er zat een soort salade van aardappel met augurk bij.
Vanmorgen bedacht ik me dat het grote voordeel van een hotel het ontbijt is. Ik eet dan drie keer zoveel dan ik thuis doe en fiets daar tot de middag lekker op. Broodjes met rauwe ham, stukken vers fruit, muesli met yoghurt, een ei, sinaasappelsap en thee. Op de camping blijft het bij een paar plakken oud brood met dadelstroop en pindakaas en slokken water. Maar vandaag ga ik eindelijk weer eens kamperen, ik sleep al dat extra gewicht toch niet voor niks mee? Ik heb twee campings gezien op de route, op een mooie afstand van Regensburg. Voor de zekerheid check ik nog even de websites. Eentje valt af, die is gesloten vanwege Corona, de ander, Anglernest in Wölsendorf heeft weliswaar een rare website, maar ik ga erop af. Het wordt mooi weer, kan ik gelijk even wassen.
De route is heel aangenaam, je fietst veel onder de bomen langs de Naab, een riviertje dat soms heel breed uitwaaiert met kleine poeltjes eromheen. Je hebt prachtige vergezichten, af en toe moet je over een heuvel en je kunt dan prachtig over het Naabdal uitkijken. Uiteraard worden de toppen van de steilste heuvels gesierd door kastelen of de ruïnes daarvan, het is op en top romantisch Beieren. Je verwacht elk moment de gelaarsde kat of het kleine snijdertje tegen het lijf te lopen.
Tegenover het klooster van Pielenhofen drink ik koffie. Het is een enorm gebouw, maar je kunt er niet in. Op de brug staat natuurlijk weer een Nepomuk.
Bij Münchshofen werken ze aan de weg, ik probeer er op zijn Nederlands tussendoor te glippen, maar die vlieger gaat hier niet op. Ik moet terug, oversteken naar de andere oever en dan langs de provinciale weg. In Klardorf koop ik belegde broodjes bij de bakker om op een bankje op te eten, maar dan begint het prompt te regenen uit een verdwaalde wolk. Je begrijpt, het was een heel avontuurlijke dag.
Camping het Anglernest bestaat niet meer, het terrein ziet eruit alsof er zwaar gevochten is, vermoedelijk tussen kaderleden van de Tierenpartei en de hengelaars. Die laatsten hebben het onderspit gedolven, je kijkt nu uit over een veld met overal gaten in de grond, hopen bakstenen waar gebouwtjes hebben gestaan en doorgeschoten gras. Een enkel toiletgebouw staat nog overeind met een recent plakkaat van de gemeente lmet het verzoek om 1,5 meter afstand te houden. Dat gaat wel lukken hier.
Inmiddels is ook het landschap niet alleen lekker opgewarmd tot een graad of 25, zodat ik voor het eerst deze zomer de krekels hoor, het is ook een stuk minder romantisch geworden. Ik fiets hele stukken langs een snelweg of een spoorlijn in vlak land. De heuvels zijn alleen in de verte nog te zien. Wat dan wel weer leuk is, is de spoorwegovergang bij Damelsdorf, de spoorbomen daar zijn permanent neer en aan beide zijden staat een roestige gele paal met een handle. Als je die omlaag drukt, vraag je een opening aan. Dan roept een stem uit die paal, er komt eerst nog een trein. We stonden met een gestaag groeiende groep fietsers te wachten en toen er al minstens tien minuten geen trein meer voorbijgekomen was, drukte iemand nog maar eens op de handle. U moet wachten riep de stem uit de paal, er komt nog een trein. Weer tien minuten later kondigde dezelfde stem, zonder eerst verontschuldigingen aan te bieden: de spoorbomen gaan nu open. Jaja, zei iemand smakend, ze hebben eindelijk de tijd gevonden om op het knopje te drukken.
Maar wat nu, nu beide campings dicht zijn? In Nabburg vind ik een picknicktafel in de schaduw en ik ga de hotels uit het boekje bellen. Ik begin met de hotels op twee uur afstand en werk zo langzaam terug. Alles belegt. Het zal me toch niet gebeuren! Dan krijg ik een ingeving en bel het regionale toeristenbureau. Weten zij nog campings? Ja 45 kilometer hier vandaan en ver uit de route. En hotels die ik nog niet gebeld heb? Ja nog eentje, Hotel Burkhard. Laat die nou plek hebben.
Als ik ze bel, zegt het meisje, u vindt ons zo, we zitten naast de kerk. Een hotel naast de kerk, is dat wel verstandig? Maar ik krijg een ruime kamer met balkon aan de rustige achterkant, dan kan ik toch nog wassen! En ik krijg ook nog 10% fietserskorting, wie had dat gedacht.
Gefietste tijd: 6.01
Afstand: 97,7
Gemiddelde snelheid: 16,2
Hoogste snelheid: 43,9
Gestegen: 343
Gedaald: 326
11-8 Speichersdorf
Gisterenavond dacht ik bij mezelf, het is veel te warm voor soep, ik neem een Wurstsalat als voorgerecht. Ik had daarbij een beeld van een schotel met sla en daarop wat plakjes van verschillende soorten lokale worst. Maar daar had ik buiten de Beierse waard gerekend. Ik kreeg een enorme berg fijngesneden zeer smakelijke boterhammenworst, gegarneerd met zuurkool, sjalotten, wortel, augurk en een mandje brood erbij. Meer dan voldoende om een heel gezin op de been te houden.
Daarna kwamen nog de zeewolffilets met gebakken aardappels en sla, die ik als hoofdgerecht besteld had. Ik prees mezelf dat ik geen steak frites had besteld, want de steaks zijn hier zo groot als de knielkussentjes in de kerk naast het hotel. Wat overigens een heel aardige kerk is, aan de buitenkant is er niks aan, maar van binnen is er best wat te zien.
Nadat ik me weer naar het hotel gesleept had, deed ik meteen een belrondje voor een hotel morgen. Van kamperen is weer geen sprake, geen camping te vinden in de buurt van Untersteinach, mijn vertrekpunt voor de oversteek naar de Elbe. Maar alles zat vol en zo volgde ik de strategie van vanmiddag totdat ik uitkwam in Speichersdorff, 20 kilometer ervoor. Daar hadden ze plek, maar er was pas iemand om vanaf 5 uur. Prima zei ik, ik vind alles best.
En dan ligt mijn iphoneoplader nog in Hotel Wiemer in Regensburg en alleen opladen op de dynamo van de fiets is de goden verzoeken als je veel moet klimmen en niet zo hard gaat. Na het ontbijt vraag ik waar ik een nieuwe oplader kan kopen. Dat is best ingewikkeld, maar dan stelt de bazin voor dat ik haar oplader overneem voor een tientje. Nou dat scheelt een hoop gedoe, dus nu heb ik een rose oplader in plaats van een witte.
Na een half uurtje stuit ik op een hele groep ouderen op elektrische fietsen. Waar ik naartoe ga etc. Een half uurtje later kom ik ze weer tegen als ze staan te wachten voor zo’n overweg, waarvan je de opening moet aanvragen met bij een gele paal. En weer een half uur later zie ik ze bij de kapel van St. Moritz. Ik vraag ze waar je hier koffie kunt drinken en het antwoord is dat je in dit soort dorpen alleen bij de supermarkt terecht kunt. En inderdaad, als er al iets aan horeca te vinden is, dan is het dicht. Of ze gaan pas om vijf uur open, of ze hebben Ruhetag of je ziet de oude kranten al van verre uit de brievenbus steken. Dus ik naar de Nettorama en dat was meteen de laatste keer. Er hangt een groot bord met alle koffiekeuzes en ik kies een café au lait. Ja zeg, dat heb ik niet, ik heb alleen wat op de knopjes staat, is het antwoord. De Milchkaffee die ik dan gereserveerd krijg, is gemaakt van houdbare melk die zijn eigen houdbaarheid overleefd heeft.
Rond enen ben ik in Pressath en daar is zowaar een gasthof open. Drie maal raden wie daar aan de lunch zitten met grote potten bier erbij? Daarna gaat het verder, heuvel op, heuvel af, regelmatig over van die bolle steenslagpaden, een soort grof split dat ze ook op het spoor gebruiken. Af en toe is het een kunst om op het midden te blijven.
Ik ben een uur te vroeg bij het Gasthof, ik zet mijn bagage op het terras en fiets naar La Statione, het modeltreinenmuseum, eintausend kwadratmeter Miniaturzugvergnügen. Daar kan ik straks vast mooie verhalen over vertellen. Helaas is er niets anders te vertellen dan dat de boel potdicht zit en zo te zien al een tijdje. Dan maar weer terug naar het Gasthof en wat lezen op het terras totdat de tent opengaat.
Voor morgen reserveer ik niks, het laatste deel van het traject is bergafwaarts en er is veel aanbod, dus dan is het niet erg als ik nog even door moet fietsen. Bovendien, ik heb geen idee hoe ver ik morgen ga komen. Morgen wordt de pittigste dag van de vakantie, ik moet dan van Untersteinach naar Zell en dat is een traject van 30 kilometer lang stijgen en klimmen. Daar pak ik de Saaleroute op naar Maagdenburg. En daar aangekomen, moet ik eens gaan puzzelen op de terugreis, wat is dan nog mogelijk?
Gefietste tijd: 5:45
Afstand: 76
Gemiddelde snelheid: 13,2
Hoogste snelheid: 37,2
Gestegen: 449
Gedaald: 363
12-8 Hof
Gisterenavond stond er weer eenvoudige Beierse hap op de kaart. Ik at gebakken aardappelen met spekbonen (eigenlijk bundeltjes sperziebonen omwikkeld met spek, maar hier gewoon een schep uitgebakken spekjes ertussen) en Lendchen. Ik dacht, voordat het mis gaat, even opzoeken wat dat is. Volgens google hebben we het dan over biefstuk van de haas met een spekrandje erom, maar dit waren gewoon varkensmedaillons. OK, geeft niets, ook lekker en goede eiwitten voor de spieropbouw. Geen voorgerecht of toetje dit keer, om de Wurstsalat te compenseren.
Vanuit mijn kamer hoorde ik voortdurend gezellig kwetterende vogels in de tuin, die bleken in een volière te zitten samen met een beest dat in de schemering heel schor en keihard gaat schreeuwen. Ik gokte op een kakatoe. Door die vogels moest ik opeens denken aan een kerstlied dat we op de lagere school leerden. Dat had als refrein een tekst als: “ elke vogel zingt zijn lied, herders waarom zingt gij niet, laat de citers slaan, blaast de fluiten aan, laat de bel, laat de trom, laat de beltrom horen, Christus is geboren.” Volkomen krankzinnig natuurlijk dat ik daar nu mee in mijn hoofd zat.
Even in het kader leuke taalweetjes voor op reis: een rij is in het Engels en Frans een staart, maar in het Duits een slang.
Onder het eten, vraagt de bediening: ist alles in Ordnung? Ja, super zeggen de eters.
Na het eten vragen ze dat nog eens en dan zeggen de eters: es war perfect.
Dan komt: Haben sie noch ein Wunsch? En dan kun je een toetje bestellen of koffie of zo.
In de ochtend eerst over gladde asfaltwegen naar Untersteinach. De zon schijnt al volop, maar het is nog fris. Dan volgt de eerste en meteen de steilste klim over een steenslagpad naar Nemmersdorf. Halverwege het steilste stuk stap ik af om de rest te lopen, dat gaat sneller dan fietsen.
In Goldkronach is het een levendige boel, winkels en bakkers zijn open. Het is werkelijk een heel fraai stadje. Kijk, dat gaat de goede kant op, hier leeft het tenminste. Ik bekijk de kerk en drink dan koffie met een stevig stuk gebak. De rest van de route naar Zell bestaat uit heel veel stijgen, maar wel over asfaltwegen en nooit zo sterk dat het niet te doen is. Het is gewoon doortrappen in de laagste versnelling onder een brandende zon en met prachtige uitzichten. Uitgerekend vandaag wordt het tegen de dertig graden. Het had van mij best een beetje mogen regenen, hoewel, dat was dan weer ten koste van de uitzichten gegaan.
Die Beierse dorpen hebben trouwens vaak een beetje grimmig klinkende namen, Bordewijk had ze kunnen bedenken. Böseneck, Seybothenreuth, Schwand, Gefrees, Görlitz of Zwergau, dat soort klanken. De hoogte waar ik overheen moet, heet trouwens het Fichtelgebirge. Dat klinkt een weer een beetje vies, naar een mengeling van fistels en vijgen. In 2016 kwam ik hier ook doorheen, op weg naar Praag. Die route kruis ik nu, maar ik herken het punt niet, ik zoek het thuis nog wel even na.
In Zell wil ik het bereiken van het hoogste punt vieren met een copieuze lunch, maar alles is dicht. Ik moet zeggen dat ik ook pas één stel vakantiefietsers ben tegengekomen op dit traject, dus er zal wel geen brood zitten in de Mittagsküche. Dan maar boterhammen met pindakaas en mooi uitzicht. Die pot pindakaas is trouwens opnieuw een goede keuze gebleken, het bederft niet en het zit vol energie.
Na Zell fiets ik voornamelijk omlaag, afgewisseld met korte steile klimmetjes. Telkens ben je net lekker op gang en dan komt er weer zo’n steile helling van 200 meter. In Hof neem ik even rust aan de oever van de Saale en maak een plan.
Er is een camping in Joditz, maar daar wordt de telefoon niet opgenomen. Het ene Gasthaus in Joditz neemt ook niet op en het andere laat via een bandje weten dat ze op vakantie zijn. Ik heb geen zin in gedoe, het is drukkend warm en ik ben moe. Ik ga naar de Toeristeninformatie van Hof en vraag om een kamer tussen 60 en 80 euro. Morgen mik ik op Altenbeuthen en daar zijn drie campings! Het gaat me lukken om te kamperen, echt waar!
Ik kan me trouwens niet herinneren dat het eerder zo ingewikkeld was met campings en hotels in Duitsland. Komt dat nou omdat ik relatief laat in de zomer ben, heeft het met de regio’s te maken waar ik fiets, of komt het door Corona? En ik kan me voorstellen dat Duitsers in eigen land blijven nu veel Europese landen een hoger besmettingspercentage hebben dan zij.
Gefietste tijd: 6:21
Afstand: 83,1
Gemiddelde snelheid: 13,1
Hoogste snelheid: 50,5
Gestegen: 897
Gedaald: 885
13-8 Gräfenwarth
Gisterenavond liep ik eerst nog even door de stad voor ik ging eten. Ik zag twee echte post-punkers, dat wil zeggen, totaal doorgeschoten in alles. Overal tatoeages, enorme neusringen en wenkbrauwpiercings, haren kortgeschoren en lang door elkaar in zeven kleuren, bontgekleurde korte broeken en dr Martens schoenen. En dan natuurlijk zo’n typisch verend loopje dat daarbij hoort.
Ik verdween in een boekhandel en verloor ze uit het oog, maar toen ik in de Biergarten van een keurig Frankisch restaurant ging zitten om te eten, zaten de punkers daar gezellig aan de Weizen. Volkomen geïntegreerd dus.
Ik bestelde weer eens Leberknudelnsuppe maar wat ik kreeg leek als twee druppels soep op de Pfannkuchensuppe van de Angerwirt in Ornbau. Alleen was het niet zo zout en waren de ballen en de kom twee keer zo groot. Nu was dat in Ornbau de Beierse keuken en inmiddels ben ik gemigreerd naar de Frankische keuken, maar mij maak je niet wijs dat dit is, wat ik besteld had. Daarna gebakken ganzeborst met rode kool en van die aardappelballen, het lijkt wel eerst gekookt, dan gemalen en gemengd met gluton en daarna tot grote glimmende ballen gedraaid. Ik moet zeggen dat het me nogal zwaar op de maag lag vannacht allemaal.
Het is een pittig traject vandaag, het gaat hier in korte stukjes heel steil omhoog en omlaag. Regelmatig stap ik af om naar boven te lopen omdat ik het niet red. Bij een snelle afdaling kom ik een stel tegen dat de fietsen omhoog duwt, ik ben gelukkig niet de enige denk ik, courage! roep ik nog, het antwoord heb ik niet verstaan, ik was er alweer voorbij.
Het is lekker fietsweer tot een uur of tien, daarna stijgt de temperatuur snel tot tegen de 30 graden en is het een kwestie van goed doseren.
In Harra kijk ik tegen alweer zo’n idioot steile helling op, als ik moed verzamel en een slok water neem, zegt een oude vrouw bemoedigend tegen me, das ist die letzte Berg. Te voet boven aangekomen, is er een wandelkaart van de omgeving bij een picknicktafel. Ik heb zojuist de Totenfels beklommen lees ik daar, whats in a name? Letzte Berg krijgt een heel nieuwe betekenis. Hier sterft menige fietser aan een ruptuur van de aorta of pure oververhitting. Het is leuk dat ik dit nog allemaal kan natuurlijk, maar of het verstandig is? Enfin, ik merk het vanzelf wel. De afdaling van 12% is overigens geen genoegen omdat er net nieuw grit gestrooid is, je moet in de sporen van de autos rijden om overeind te blijven.
In Blankenstein moet ik weer te voet omhoog, ongekend steile straten hebben ze daar, totaal ongeschikt voor alles op wielen zonder motor.
Om half eén ben ik in Saalburg na een rustige rit naar Eversfeld, door een bos met een kabbelende beekje. Dat was een soort alternatief voor wie geen zin heeft in nog meer onbefietsbare hellingen. De route was weliswaar “unbeschildert”, maar makkelijk te vinden. In Saalburg is een restaurant en dat is nog open ook. Het is er dan ook behoorlijk druk. Het was van het niveau van waar gaan wij naar toe als je binnenkomt en nieuwsgierig even rondkijkt en gasten die zomaar ergens gingen zitten werden ronduit uitgefoeterd. Maar het is het enige ding, dus het is je dit laten welgevallen of boterhammen met pindakaas eten. Gemengde salade met aardappelkroketten lijkt me een betere keuze.
Het is wel een vermoeiende dag zo. Om de een of andere reden had ik een beeld van een lange rechte afdaling van 400 kilometer vanaf Zell naar Maagdenburg, maar het is zwoegen, ploeteren en de voortgang valt me enorm tegen. De camping in Linkenmühle waar ik graag heen wil, is nog 30 kilometer van hier. Dat moet te doen zijn in drie à vier uur, maar ik ga ze wel eerst bellen of ze plek hebben. Ik vertrouw nergens meer op. En terecht, je krijgt alleen een bandje te horen, we zitten helemaal vol en als u informatie wilt, dan mailt u maar. De boodschap is duidelijk. Camping twee neemt niet op en camping drie zit aan de andere kant van het water en ik weet niet tot hoe laat het veer gaat. Dan bel ik de toeristeninfo, wat adviseert u? Niet op de bonnefooi gaan, zeggen ze, eerst reserveren. Dat is natuurlijk een typisch Duits antwoord, maar het snijdt wel hout. Het is hier nl. ontzettend druk met toeristen. Als ik vraag of er nog hotels vrij zijn, is het antwoord, ja dat weet ik ook niet, dan moet u ze bellen. Nou als je zo’n onbehouwen antwoord krijgt, dan weet je dat eigenlijk alles vol zit. Maar ik ga het gewoon proberen, alle hotels, gasthofen, ferienwohnungen, pensions tussen hier en Linkenmühle. In Gräfenwirth heb ik eindelijk beet, het was ook zo ongeveer de laatste kans, ja er is plek in Gasthof Zur Post en de keuken is open vanavond. Als ik aankom, sta ik voor een dichte deur, als ik door de ramen naar binnen kijk, zie ik een half gesloopt interieur. In de vitrinekast aan de gevel zit een papier met de tekst wegens overstromingen gesloten. Ja nu begin ik toch te twijfelen aan mijn verstand, met wie heb ik dan gesproken? Heeft de Totenfels met vertraging zijn werk gedaan? Ik check in mijn telefoon het laatst gebelde nummer en ja dat hoort toch echt hierbij. Dan blijkt dat ik achterom moet, beneden is het nog een bende, de kamers boven zijn primitief en uit de jaren 70 maar op orde. Dichter bij kamperen dan dit hokje kom ik vandaag niet.
Ik ben nu twee weken onderweg en op de helft van mijn tijd. De vraag is, zit ik ook op de helft van de afstand? Volgens de boekjes was het 1.002 naar Regensburg, dan 180 naar Untersteinach, dan 30 naar Zell en tenslotte 90 naar Gräfenwirth, in totaal 1.302. Ik heb nog te gaan naar Maagdenburg 320, dan 490 naar Hamburg en tenslotte pakweg 500 naar huis. Dat is samen 1.310. Je fietst altijd wat meer, maar dat maakt voor deze berekening niet uit. Nou dan zit ik qua afstand toch ook netjes op de helft? Morgen naar Saale wordt nog een pittige dag maar daarna wordt het traject allengs vlakker en dus lichter.
Gefietste tijd: 4:48
Afstand: 54,6
Gemiddelde snelheid: 11,4
Hoogste snelheid: 45,3
Gestegen: 808 (dat is bijna net zoveel als gisteren!)
Gedaald: 827
14-8 Saalfeld
Bij aankomst bij Zur Post zette ik natuurlijk braaf mijn mondmasker op, maar hier was de reactie: vindt u dat nou nodig? We zijn toch allemaal ingeënt? Tja, de ene hotelier houdt je impfbeweis tegen het licht en de andere heeft maling aan alle regels.
‘s Middags liep ik even door het gehucht, dat bestaat uit grote aangesloten hofboerderijen. Van voren lijkt het net een straat, maar de huizen hebben enorme poorten en daarachter zijn stallen en aanbouwsels.
Gisteren at ik in de biergarten van het gasthaus, die lag pal aan de weg. Achter je rug raast het verkeer voorbij. De forel was goed klaargemaakt, hij liet prachtig los van de graat. Ik nam er verder niks voor of na, de grote porties die je hier krijgt indachtig.
De eigenaar serveert uit, terwijl zijn vrouw kookt. Hij doet dat met een houding van: ik doe dit nu wel, maar dit is niet waarvoor ik geboren ben. Waarvoor dan wel, vraag ik me af onder het eten. Na lang nadenken kom ik op badmeester of dameskapper. Probeer dat eens, misschien wordt je daar gelukkiger van.
Na het eten werd ik aangesproken door twee andere gasten, was u gisteren misschien in Hof. Ik zeg, ja dat klopt. O dan hebben we u gezien in de Biergarten. Zij zijn ook op de fiets, maar dan wel elektrisch. Ze wilden al jaren de Saaleroute doen en hebben speciaal daarvoor e-bikes gekocht. Dat ik het zonder hulp doe vinden ze maar gekkenwerk. Vandaag was zwaar, voorspelt de man lachend, maar wacht maar tot morgen, dan wordt het nog veel zwaarder. Vindt u het niet eenzaam zo alleen op de fiets vraagt zij en ik leg uit dat het schrijven van deze stukjes me juist het gevoel geven dat ik op een groepsreis ben. Maar dat is natuurlijk mijn standaardantwoord, want ze heeft wel een punt. Zolang alles voor de wind gaat, is mijn stemming opperbest, maar als het tegenzit, moet je jezelf ook weer oppeppen. En dat ik zoveel kilometers maak, is ook omdat ik geen zin heb om in mijn eentje uitgebreid musea te bezoeken en in stadjes rond te hangen. Dit is echt een werkvakantie, in de zin van werken aan een fitte geest in een fit lijf.
Het eerste stuk vanmorgen naar Burgk ging goed, ik kwam nog langs een uitkijktoren met een toegangsautomaat, voor twee euro kon ik naar boven. Geen hond te zien in de omgeving, maar toch zette ik mijn fiets op slot. Het zal je maar gebeuren, heb je net alle 748 treden bestegen, gaat er iemand met je fiets vandoor. Tegen de tijd dat je dan weer beneden bent, is de dader al in een andere Bondsstaat aangekomen.
Ook bijzonder was het gedenkteken voor de dodenmars (of een van de) uit Buchenwald, zomaar in het open veld. Op die plek was een deel van de groep geëxecuteerd. Er stond ook een heel verhaal bij, hoe de plaatselijke bevolking de gevangen had te eten had willen geven, maar dat de SS-ers dat verboden hadden. Later bedacht ik me dat ik al eerder een monumentje gezien had in een van de dorpen waar ik gisteren doorheen kwam.
Na Burgk kwam een enorme klim, die je alleen te voet kon doen, zigzaggend tegen de wand van de kloof op. Met subsidie van de EU was het pad geasfalteerd, daar zal ik ze nog lang dankbaar voor zijn.
Ik dacht slim te zijn door een alternatieve route te kiezen van Walsburg naar Liebengrün, volgens de kaart met veel minder stijgingen. Dat klopte wel, in die zin dat je minder steil naar boven ging, maar de kwaliteit van de grindweg was zo slecht, dat ik alsnog heel veel moest lopen en er uiteindelijk net zo lang over deed. Wat wel weer leuk was, waren die drie mannen op mountainbikes die riepen hé we hebben je gisteren ook gezien.
In Liebengrün is zowaar een bakker, maar die is op zaterdag alleen in de ochtend open van 6-10. Het is al half elf, maar vooruit ik mag een flesje water kopen en een stuk Kuchen, die ze anders hadden moeten weggooien. Het werd een halve baksteen van laagjes moscovisch deeg met vruchtengelei ertussen.
De Duitsers hebben sowieso iets met openingstijden en ruhetagen. Je komt voortdurend langs café’s en uitspanningen die maar enkele dagen per week geopend zijn. Eerst kom je drie keer langs een bord met daarop een tekst als: vrolijk tuincafé met goede keuken zometeen rechts en dan staat daar een bord in de tuin met de mededeling: elke zondag van 15-19 uur.
Na Liebengrün volgt een waanzinnige afdaling waar geen einde aan lijkt te komen. Ik geniet van de koelte van de rijwind, de schaduw en de snelheid, maar vrees de klim naar boven die onvermijdelijk volgt.
Wat kan ik er verder van zeggen, het was weer belachelijk heet, eigenlijk was het alleen in het bos goed te doen, de voorspelling van de elektrische fietsers gisterenavond kwam uit, er waren twee omleidingen wegens wegwerkzaamheden waarvan eentje over een karrespoor langs een spoorlijn en ik heb twee keer op het punt gestaan om de provinciale weg te nemen en de daarbij horende herrie te accepteren.
Saalfeld is bloedheet als ik aankom en heel erg lawaaiig. Ik rij snel door naar de camping, die in geen enkel opzicht lijkt op de foto’s van de website. Niks gezellige Bierstube en feestverlichting. Er is een roestig hek met een telefoonnummer erop. Als je dat belt en zegt ik sta voor het hek, is het antwoord Ja und? Welkom in de grote stad denk ik dan. Maar ik heb een heel mooi plekje aan het water en de twee douches zijn super.
Gefietste tijd: 5:35
Afgelegde afstand: 59,3
Gemiddelde snelheid: 10,7
Hoogste snelheid: 46,2
Gestegen: 888
15-8 Naumburg
Gisterenavond was het even zoeken naar een geschikte eetgelegenheid, het centrum was heel druk, alleen een chique chinees had plek. En goed chinees eten in Saalfeld? Lijkt me sterk, daar zal vast zuurkool in verwerkt zijn.
De straten stonden vol met old-timers en dikke mannen die daaromheen draaiden met hun mobieltjes in de hand terwijl de trotse eigenaren steeds opnieuw dezelfde vragen beantwoordden. Ik begrijp die fascinatie voor oude auto’s wel, ze herinneren je aan een tijd dat je aan auto’s kon sleutelen zonder een computer nodig te hebben. Je kunt alles nog begrijpen met basiskennis van verbrandingsmotoren en gelijkstroom en uiteraard logisch nadenken.
In een buitenwijk moeten mensen toch ook eten dacht ik, dus ik moet juist het centrum uit in plaats van in. En zo vond ik na tien minuten een enorm gebouw met binnen een restaurant en buiten een biergarten. Binnen was een soort feest zonder mondkapjes aan de gang, maar buiten kon je rustig eten. De bediening gebeurde vanuit de garage. Een amicale man regelde alles, behalve de rekening, dat deed zijn vrouw. Vanwege zondag was er alleen eenvoudige kaart, dus doe mij dan maar de schnitzel met verse champignons. Als die opgediend wordt, zijn de champignons vervangen door twee gebakken eieren, ook lekker. Als er maar calorieën in zitten. Hij zwaaide me uitbundig na toen ik wegfietste, ik was zeker een goede klant geweest.
Vannacht heb ik uitstekend geslapen en om kwart voor zes werd ik goed uitgerust wakker. Gisterenavond heb ik me wild gezocht naar een fietshandschoen, hij was nergens meer te vinden. Alles omgekeerd, toen het grasveld afgezocht, ik durfde alleen niet onder de caravans te kruipen en de buren te vragen of ze hun grondzeil even wilden optillen. Mijn uiteindelijke conclusie was dat de hond van de Zwitserse buren ermee aan de haal gegaan was. Toen ik vanmorgen de camping wilde vertrekken, sprong de klep van mijn stuurtas open en viel er van alles uit en zo lagen er opeens twee handschoenen voor mijn neus. Zoiets is dus niet mogelijk, maar het gebeurt toch.
Om 11 uur ben ik in Jena en heb ik al net zoveel kilometers gefietst als gisteren over de hele dag.
Omdat ik wat mager heb ontbeten met een soort roggebrood met appelstroop en onderweg uit arrren moede nog een boterham met pindakaas naar binnen werkte, neem ik een tweede ontbijt op de markt in een hippe koffietent. Jena is vanouds een studentenstad en dat merk je aan de horeca.
Over de horeca gesproken, de niet-studerende bevolking moet ook voorzien worden. De restaurants op de markt gaan ook om 11 uur open en tot mijn verwondering zitten om kwart over elf alle terrassen vol met mensen die Putenstreifen mit Bratkartoffeln en dat soort lekkers naar binnen spoelen met grote potten bier. Je mag er niks van zeggen natuurlijk, maar je maakt mij niet wijs dat ze net anderhalf uur getraind hebben in de sportschool.
In de middag fiets ik door een populaire wijnstreek, overal zitten mensen onder pergola’s van druivenbladeren aan de wijn. Ik waag me er niet aan, één glas en het bloed in mijn benen verandert in lood.
De afgelopen twee dagen waren gewoon een test, als je die doorstaat, dan gaat de rest vanaelf. Zo heb ik dus vandaag met gemak 100 kilometer afgelegd en ik sta nog op een camping ook. Gelukkig ben ik er al vroeg in de middag, het is hier, heel onduits, vrije plaatskeuze en bijna het hele terrein loopt schuin af. Ik sta nu mooi in de schaduw en bijna vlak.
Als ik vertrek om te gaan eten rond half zes, staat er een enorme file voor de receptie en ik weet waarom. Toen ik aankwam, waren er twee mensen voor mij en ik heb in de brandende zon ervaren dat ze per inschrijving ongeveer een kwartier nodig hebben om alle regels uit te leggen. En de aankomenden willen ook echt alle details weten. Zoals welke soorten broodjes je kunt bestellen (dezelfde zoals in de rest van Duitsland), wat je moet doen als de stroomvoorziening niet functioneert (het nummer van de paal noteren en in de rij voor de receptie gaan staan), of er echt geen advies gegeven kan worden omtrent de plaatskeuze (nee, het is vrije keus, die Wahl ist die Quahl). Dus als je om vijf uur aankomt, ja dan kan het wel tot acht uur duren voor je aan de beurt bent en je in de tussentijd een hongerige chagrijnige vrouw en drie jengelende kinderen op de achterbank moet apaiseren. Want het was toch jouw idee om vandaag een lekker eind door te rijden?
Gedaald: 1.142
Gefietste tijd: 6:36
Afstand: 103
Gemiddelde snelheid: 15,6
Hoogste snelheid: 41,6
Gestegen: 502
16-8 Könnern
Gisterenavond at ik achter de kerk in het centrum. Op de grote markt speelde een coverband en daar was het natuurlijk hartstikke druk, hier kon je de muziek ook horen, maar je zat heerlijk rustig onder de platanen te eten. Het was een Italiaans grillrestaurant, dat dan weer wel. De Italiaanse touch was dat de (schaarse) groenten bedekt waren met geraspte knoflook. Vreemd was dat in deze provinciestadje overal tramrails lopen, maar trams zag ik niet. Ik vermoed dat die nog uit de DDR-tijd stammen. Je merkt nog wel dat je in de oude Oostduitse heilstaat rondrijdt. Dat begint met de wegen, vooral in de dorpen en de binnensteden bestaan die nog uit kasseien, je moet dan met je mond wagenwijd open fietsen om te voorkomen dat je kaken op elkaar slaan en je het puntje van je tong of je vullingen kwijtraakt. Je ziet ook veel vervallen panden, maar er wordt ontzettend veel opgeknapt en geïnvesteerd. Ook in het asfalteren van de Saale Radweg trouwens, alleen zijn ze nog lang niet overal zo ver.
En je ziet het aan de mensen, veel bejaarde invaliden op straat en veel hangouderen.
Afgelopen nacht kwam ik er achter dat Naumburg aan één kant begrensd wordt door een spoorlijn die voor een rotswand ligt. In tegenstelling tot het spoor langs de Rijn, waar enorm geïnvesteerd is in geluidwerende maatregelen, rijden de treinen hier nog over klassiek spoor met voegen. Die wand weerkaatst het geluid van de treinwielen zodat je in het dal, waar de camping ligt, de hele nacht de wagons van de passerende goederentreinen kunt tellen. Dan snap je ook weer dat je in een heel ander land bent, zonder actiegroepen tegen nachttreinen (en nachtelijke kwartierlijk slaande uurwerken in historische kerktorens), iedereen snapt dat als al dat chloor en ammoniak en erts en graniet niet op tijd aan de andere kant van het land is, dat het dan gedaan is met de welvaart en met de economische stabiliteit in Europa. En trouwens, stel je eens voor dat dat allemaal met vrachtwagens vervoerd zou moeten worden. Dan heb je pas echt een probleem!
In Weissenfels kocht ik belegde broodjes bij de bakker, om te voorkomen dat ik vandaag aan de pindakaas moest. Weissenfels is alweer zo’n voorbeeld van oude Oostduitse provinciesteden, waar de verwaarlozing zo’n een bijzondere sfeer geeft aan alles wat je ziet. Stations zo groot als paleizen met gesloten loketten en een kaartjesautomaat op het perron, om je een idee te geven.
Trouwens, vanmorgen stond ik op met het plan om even naar Bernburg te fietsen. Dat was dan wel iets van 120 kilometer, maar gisteren deed ik er toch ook ruim 100? Om half elf lag ik nog goed op schema, toen had ik er al ruim 40 achter de rug.
Maar daarna ging het minder voorspoedig, veel kasseien, de bekende omleidingen en wind! Ja, enorme harde westenwind van 6 beaufort, die je, afhankelijk van de route mee of tegen had. Zo kwam ik een uur later aan in Halle aangekomen, waar ik me eigenlijk op verheugd had vanwege de mooie beschrijvingen in Dr Faustus. Maar ik ging als een haas op zoek naar de uitweg uit deze enorme herrie van verbouwingen van huizen en opgebroken wegen met de gedachte, ik kom wel terug als het klaar is.
Na Halle volgt een heel open en vlak gebied, met links en rechts heuvels, waardoor er een soort natuurlijke (tegen)windtunnel ontstaat.
Vanaf Wettin begin ik te vragen naar een kamer, maar ja, alles belegt. Zo eindigde ik uiteindelijk 25 kilometer voor mijn doel, in een stadje van waar niets te beleven is behalve het kijken naar de stuurkunsten van de vrachtwagenchauffeurs.
Het restaurant is gesloten, maar omdat ik op de fiets ben, mag ik mee-eten uit de gezinskeuken, drie maal raden wat de familie vandaag eet…. Heel goed, schnitzels met aardappelkroketten!
Afgelegde afstand: 97
Gefietste tijd: 6:31
Gemiddelde snelheid: 14,9
Hoogste snelheid: 32,9
Gestegen: 470
Gedaald: 481
17-8 Maagdenburg
Ik heb het gisteren al verraden, ik at schnitzels met champignons in roomsaus. Ik zat als enige in het restaurant en voor de gezelligheid hadden ze de biertap en de radio voor me aangezet. Terwijl ik me zat af te vragen wat het verdienmodel van dit hotel was, verscheen het ene na andere busje met bouwvakkers op de parkeerplaats. De inzittenden dronken een paar pullen bier en doken om half negen hun bed in.
Naar buiten gaan na het eten was zinloos, ten eerste omdat het zo hard was gaan waaien dat je de wind kon horen fluiten en het was gaan regenen, ten tweede omdat er niets anders te zien is in Könnern dan voorbijrijdende vrachtwagens en de ongewassen etalageruiten van de Duitse Jantje van Alles gevuld met verbleekte reclames voor loterijen en breiwol.
Na het eten heb ik nog geprobeerd om het weerbericht op de TV te bekijken, maar ik was helemaal stuk. Ik herinner me nog vaag een stukje van een nagesynchroniseerde aflevering van Midsomer Murders, dat hier Barnaby heet, maar dat was het. De combinatie van vlagerige harde wind en felle zon had zijn werk gedaan.
Toen ik vanmorgen om zeven uur in de ontbijtzaal verscheen, was het buffet compleet geplunderd en de parkeerplaats weer leeg.
De eerste anderhalf uur tot Bernburg waren pittig, weer tegen de wind in. Gelukkig was de temperatuur zo’n tien graden lager dan gisteren en de zon was nergens te bekennen. In Bernburg is beneden niks te doen, je moet even klimmen naar boven en dan kom je opeens in een hele levendige stad. Daar weer belegde broodjes ingeslagen en verder gereden met de wind in de rug. En dan gaat het hard!
In Calbe nam ik de gierpont naar Gottesgnaden, omdat het de kortste route naar Barby leek, het eindpunt van de Saaleroute. Waar ik geen rekening mee had gehouden, was dat ik bij Gross-Rosenburg nog een tweede pont moest nemen, die, geheel in de Duitse traditie van ondoorgrondelijke openings- en bedieningstijden,op dinsdag alleen van 5 tot 8 en 13 tot 17 vaart. Ik had dat kunnen voorzien bij de eerste pont, waar ik me al verbaasde over de per dag wisselende vaartijden. Enfin, het kwam er op neer dat ik, met nog wat andere ongelukkigen, ruim een uur moest wachten op de pontbaas. We hebben ons vermaakt met het plukken van kerspruimen en ik heb getracht mijn boek te lezen, maar in die harde wind, werd dat geen succes.
In Barby is geen enkele belangstelling voor de gelukkigen die de Saaleroute volbracht hebben. Het restaurant is gesloten en op het terras zitten de fietsers broodjes te smeren die ze bij de bakker verderop gekocht hebben. Ze hebben er ook coffee to go, maar die krijg je in stenen mokken, so don’t go before you returned the cup!
Vanaf Barby is het nog 30 kilometer tegen de wind in, dus kop omlaag en trappen maar. Ik ben blij dat ik vanmorgen al een kamer geregeld heb in Residenz Joop. Dat eerste woord klinkt duur, maar bij Joop denk ik aan een boekhouder of een huisschilder, dus de prijs zal vast meevallen. Uiteindelijk blijkt het een kast van een villa in een chique wijk van Maagdenburg te zijn, maar de prijs blijkt zeer bescheiden. Toch hangt er een mooi familiewapen van Joop in de hal, dus misschien is die naam toch chiquer dan bij ons.
Omdat ik behoorlijke spierpijn heb van het trappen tegen de wind, maak ik een flinke wandeling. Alles in het centrum van Maagdenburg is groot, de Dom is gigantisch, de huizen zijn enorm, het gymnasium ziet er uit als de stadsschouwburg van Amsterdam en de lagere school ernaast doet niet onder voor het Barleus.
Gefietste tijd: 6:23
Afgelegde afstand: 88
Gemiddelde snelheid: 13,8
Hoogste snelheid: 34,3
Gestegen: 204
Gedaald: 239
18-8 Havelstad
Uiteraard zijn er heel veel restaurants in het centrum van Maagdenburg, ik kon kiezen uit Servisch, Bulgaars, Turks, Vietnamees, Japans, Thais, Cambodjaans, Indiaas etc. Vaak zijn het ook combinaties, de Turk verkoopt döner en pizza, de Indiër verkoopt ook Thais, pizza en pasta. Maar de meeste restaurants zijn leeg en dat is geen goed teken. Bij één Japanner is het wel druk, maar die heeft alleen nog plek buiten. Je zit weliswaar droog onder een afdak, maar het waait nog als een gek, dus daar pas ik voor, in tegenstelling trouwens tot een paar Duitse fans van de kok. Uiteindelijk capituleer ik voor een halfvol Italiaans restaurant.
Dat werd geflambeerde geitekaas vooraf, daarna zelfgemaakte pasta met zalm geserveerd op een hele dunne wafel met een netachtige structuur van parmezaanse kaas en tot slot panna cotta met aardbeiensaus (als dat geen Tova was!).
De eerste anderhalf uur van Maagdenburg naar Burg kom ik helemaal niemand tegen op twee landmeters langs het Elbe-Havelkanaal en een man op een elektrische monowheel na. Ik had hem te laat in de gaten om er een foto van te nemen, het was een waanzinnig gezicht daar tussen de weilanden, zo’n man in pak met een rugtasje die zich, kaarsrecht staande, met grote snelheid voortbewoog.
De wind is vandaag mijn vriend, nou ja, de in de ochtend dan en dat maakt mij overmoedig. Er staat iets minder wind dan gisteren, maar later zie ik dat het toch nog een dikke west 6 geworden is. Ik bel de camping in Havelstad en ja hoor, met een fiets kunt u altijd aankomen. Mooi, die 110 kilometer makkelijk lukken zo, ik fiets continu boven de 20. Maar het wordt toch een lange tocht en het weer wordt minder terwijl de wind steeds meer gaat tegen staan. Zo word ik er weer eens aan herinnerd, dat de zwakste schakel niet de benen zijn, maar je zitbotjes. Die gaan als eerste protesteren. Als het dan ook nog gaat regenen, doe ik een belrondje. Nou vergeet het maar, alles zit vol.
OK, dan maar naar een koude, natte en winderige camping. Terwijl ik door de regen daar naartoe fiets, kom ik langs het toeristenbureau. Gewoon proberen natuurlijk. Daar vragen ze of ik behoefte heb aan luxe, nee hoor, een warme douche en een bed is genoeg. Of ik bereid ben de douche te delen. Ja hoor, ik hoef daar maar tien minuten onder te staan. En zo krijg ik een kamer in het jeugdcentrum, een oud pand een de Elbe. Overdag zitten daar kinderen van allerlei leeftijden te gamen en huiswerk te maken en ze hebben er twee kamers met stapelbedden. ‘s Avonds gaat de boel op slot. Ik kreeg een hele sleutelbos, een voor de douche, een voor de kamer, een voor de tussendeur, een voor de voordeur etc. En graag alles goed op slot houden. Jawel! Dit is ook weer een leuke en nieuwe ervaring.
Maar morgen slaap ik in een dijkhuis aan de Elbe, dat heb ik nu alvast geregeld.
En waar ik niets van snap, is dat er geen hond te zien is op straat. Als alles is volgeboekt, waar zijn die mensen dan gebleven? Die moeten toch naar buiten om te eten?
Gefietste tijd: 6:53
Afstand: 111,7
Gemiddelde snelheid: 16,2
Hoogste snelheid: 35,2
Gestegen: 213
Gedaald: 238
19-8 Gorleben
In de straat achter het jeugdhonk zaten een Indiase pizzeria en een Viernamees. Ik koos voor de laatste en werd niet teleurgesteld in het eten. Kokossoep met groente, twee enorme summerrolls gevuld met groente, daarna tofu met roergebakken groente en rijst en tot slot gebakken banaan met honing. Ik at meer groente gisterenavond, dan in de afgelopen drie weken bij elkaar. In de bediening was ik wel een beetje teleurgesteld, we zaten met vijf mensen te eten maar je moest ontzettend je best doen om iets te krijgen. En waar je anders gevraagd wordt of alles OK is en of je nog wat wil drinken, resideerde de serveerster hier hooghartig achter de bar en deed totaal niet haar best om ons tot consumeren aan te zetten.
Toen ik terug kwam waren de hang- en randgroepjongeren vertrokken en was het jeugdhonk afgesloten. Voor de zekerheid zette ik mijn fiets binnen in de hal, want ik vond het hekje van de binnenplaats wel erg laag. Ik koos een ligplaats in een van de stapelbedden en probeerde nog wat te lezen, maar dat lukte niet echt. Ik lees Die Welt von Gestern van Stefan Zweig (in een Engelse vertaling hoor) over het laat 19e eeuwse Wenen van zijn jeugd. Ik kwam erop door het boek van Carolien Roelants over Europa. Hij schrijft heel boeiend, maar als je hem mag geloven, kenden al zijn klasgenoten op hun 15e de werken van alle avant-garde dichters uit hun hoofd en lazen ze Hegel en Kierkegaard. Ik snap dat hij wilde schetsen dat de jeugd op zoek was naar nieuwe ervaringen in het verstikkende conservatieve Weense milieu en dat hij daarom alle moderne schilders, componisten, theatermakers, dichters en schrijvers opsomt van die tijd, maar hij maakt mij niet wijs dat hij met zijn hele klas dat allemaal zelf gelezen, gehoord en gezien heeft.
Ik heb gisteren te lang gefietst en daar wordt ik vandaag voor gestraft met een beurs achterwerk, waardoor de keienwegen nu twee keer zo hard aankomen. Het wordt een lange koude tocht naar Wittenberge door de uiterwaarden van de Elbe in totale eenzaamheid. Wel heel mooi, ik zie ooievaars, talloze grote roofvogels (groter dan buizerds) die ik nog moet opzoeken en eindeloos veel zwaluwen.
In Wittenberge haal ik broodjes bij de bakker en drink koffie in een zaakje waar ze zelfgemaakte taart verkopen. Wittenberge is een grappig stadje, dat stikt van de Elbefietsers die door en om elkaar heen fietsen en elkaar voortdurend de weg vragen. Dat vraag kreeg ik vandaag ook een paar keer, het komt denk ik door alle wegwerkzaamheden en omleidingen. Ik maak naast het boekje van Esterbauer gebruik van gedownloade kaarten van Openstreetmaps op mijn telefoon en dat is echt heel handig. Dan zie je meteen waar een voorgestelde omleiding je naartoe voert.
Daarna is de vraag, gaan wij links- oder rechtselbisch weiter. Ik kies voor linkselbisch en dat begint met een kilometerslange rit over het wandelpad van de spoorbrug die de Elbe en al haar uiterwaarden ruim overspant. Om de haverklap staan er bordjes met fietsers afstappen en verboden te fietsen, maar zolang ik niemand zie, fiets ik. Als je die hele afstand moet lopen, ben je zo drie kwartier verder.
Linkselbisch is het veel rustiger, je komt nauwelijks nog fietsers tegen. Tegen de middag gaat de wind een beetje liggen, waardoor het veel minder koud aanvoelt en het fietsen een stuk aangenamer wordt. In Schnackenburg is een leuk museumpje over de oude grens met de DDR die daar midden over de Elbe liep. Als ik weer opstap, ben ik mijn routeboekje en telefoon kwijt. Oh nee, natuurlijk laten liggen op de picknicktafel op het dorpsplein. Maar daar ligt niks. Hoe krijg ik het weer voor elkaar? Dan maar vragen in het museum of iemand ze daar heeft afgegeven. Daar liggen ze gewoon op de balie, ik had ze er zelf neergelegd om bij mijn portemonnee te kunnen. De man achter de kassa reageert met een heel verhaal over alle autosleutels etc. die er achtergelaten worden.
Enfin, daarna was het nog een dik uur naar Das Deichhaus en de warme douche.
Gefietste tijd: geen idee, de teller was door blijven lopen tot na het eten.
Afstand: 81,2
Hoogste snelheid: 27,5
Gestegen: 214
Gedaald: 224
20-8 Geesthacht
Er was maar een restaurant in Gorleben, de Kaminstube. Er was nog net plek voor mij. Vooraf nam ik een aardappelsoep met verse gember, nog nooit eerder gehad en verrassend lekker. Daarna vier plakken gebraden borst van wilde eend met drie sauzen en aardappels met rode kool. Die rode kool is hier wel een ding, dat heb ik de laatste weken al heel vaak gekregen, terwijl het bij ons toch als echte winterkost geldt.
Vanmorgen werd ik al vroeg wakker van de regen, dat was geen motregen meer, maar regen die kletterde en spetterde. Enfin, ik heb weinig keus en als ik na het ontbijt afreken, vraagt de bazin nog, u gaat toch niet fietsen in dit weer? Jawel hoor, stel ik haar gerust, het stopt zo, dat heb ik gezien op Windfinder. Maar ook Windfinder zit er wel eens naast en het duurt tot tegen enen voordat het echt droog is. Heel even schijnt dan de zon en ik stop op een kruispunt van twee paden tussen de weilanden, trek zoveel mogelijk uit en laat alles, zo goed en kwaad als het gaat, drogen aan de wind.
Nu was ik oprecht van plan om te kamperen vandaag, maar inmiddels heb ik alle vertrouwen in het weerbericht verloren. Dat verlies wordt even later nog eens bevestigd door een nieuwe hoosbui. Maar toen de zon nog scheen, heb ik gauw een kamer geboekt, zo’n veertig kilometer verderop.
In Hitzacker had ik belegde broodjes gekocht, vanwege de regen werd het een broodje schnitzel (ik zit echt te wachten op de dag dat ik schnitzelijs toe krijg) en een broodje worst. Die broodjes bleken echte surprisebroodjes want bij de eerste hap spuit aan alle kanten de eiersalade er tussen uit, waarmee ze broodjes gesmeerd hadden. Dat hadden ze best even mogen zeggen, dan had ik me nu niet hoeven schoonpoetsen met zo’n geel doekje, dat eigenlijk bedoeld is voor het afnemen van de tassen en de tent.
Overigens snap ik nu wel waarom al die hotels hier vol zitten. Het is echt een prachtig gebied, heel veel mooie vakwerkhuizen met uitgesneden en ingekleurde godvrezende teksten in het houtwerk en omdat de gevels niet gepleisterd zijn, kijk je direct op de rode bakstenen die vaak in een kunstig verband gemetseld zijn. En verder is het allemaal weids en leeg, het tegenovergestelde van die benauwde Rijn.
Voor het laatste stukje wissel ik bij Lauenburg van links- naar rechtselbisch en dat worden dan nog een pittige 20 kilometer over een natte zandweg in het bos. In Lauenburg staan twee mensen naast een gevloerde hond op de keien. Of ik een pen bij me heb, dan kunnen ze het telefoonnummer van de dierenarts opschrijven. Ja dat heb ik wel en ondertussen kijk ik naar de baas en de hond. De baas staat er naast en wat onvast op zijn benen, de hond is volgens mij bezig het loodje te leggen, maar wie ben ik om de diagnose te stellen?
Gefietste tijd: 7:12
Afstand: 100,5
Gemiddelde snelheid: 13,9
Hoogste snelheid: 36,1
Gestegen: 411
Gedaald: 411
21-8 Heinbockel
Ik at gisteren in de bistro van het hotelletje, eerst tomatensoep met basilicum en mozzarella en daarna een mix van lokale specialiteiten, nl. zuurvlees in aspic, rosbief en maatjesharing in mayonaise. Allemaal heel voedzaam.m, maar eerlijk gezegd een wonderlijke combinatie.
Ik snap nu ook hoe dat zit met die hotels. Alle hotels in die prachtige hanzestadjes en pittoreske dorpen zitten vol, die zijn allemaal geboekt door fietsers op e-bikes die alle hotels van te voren bespreken. Mijn kansen liggen in de grote steden en in de dorpen waar niks te zien is. Neem nu Geesthacht, het dorp is meer dan duizend jaar oud, maar het centrum is in 1912 door brand verwoest. Alfred Nobel heeft er een dynamietfabriek gehad, maar of er enig oorzakelijk verband is, is mij niet duidelijk geworden. In elk geval, toen ik na het eten een rondje ging lopen, bleek ik in een Oostduitse wederopbouwkern rond te lopen met als hoogtepunten een vijver en een foeilelijk stadskantoor, dat ik op de foto gezet heb.
Ik ben helemaal verrast als ik wakker wordt, de zon schijnt. Wat heeft dit nu weer te betekenen? Langer dan een dag zal dit niet duren, want voor zondag is veel regen voorspeld.
Het is ruim twee uur fietsen naar Hamburg, waarvan het grootste deel van de tijd over een oude spoorlijn, dat wil zeggen dat je continu tussen de bomen fietst en weinig meekrijgt van de omgeving. Ik kom langs een ouderwetse jaknikker, dus blijkbaar zit hier olie in de grond.
De dom van Hamburg heb ik snel gevonden en brandde er nog maar eens een kaarsje. Aan de dom is niet veel te zien, het is een modern gebouw en spaarzaam voorzien van moderne kunst. Er zit iemand op het orgel te studeren op korte atonale stukjes, ik probeer wat op te nemen, maar het resultaat is niet erg bijzonder.
Maar dan moet ik naar de overkant. Het advies is de veerboot, die vertrekt van de Landungsbrücke bij de Elbetunnel, een centraal punt waar alle veerboten en rondvaartboten samenkomen. Overal zie je enorme reclameborden voor de rondvaarten, maar het duurt even voor ik mijn steiger en de kaartjesautomaat gevonden heb. Blijkbaar staat in de lonely planet dat deze veerboot een onvergetelijke ervaring biedt, want het ziet zwart van de mensen op de steiger. Ik stort me met fiets in de mêlee, want iedereen is vast besloten om als het kan als eerste en anders in elk geval niet als laatste aan boord te komen. Dus ik moet flink doorduwen met die fiets en de boze blikken van mijn medepassagiers negeren om te voorkomen dat ik op de steiger achterblijf en op de volgende veerboot moet wachten. Onderweg kom ik er achter dat de boot wel vijf haltes aan de oostoever aandoet voordat die oversteekt en dat ik daar veel makkelijker had kunnen opstappen.
Eenmaal aan de westkant volg ik nog een heel stuk de Elbe, waar nu veel gevaren wordt door zeeschepen en zeilboten. Je komt door allerlei kleine dorpjes en eindeloze appelboomgaarden in de uiterwaarden. Als je bedenkt dat het hier zilte grond is, ben ik wel benieuwd hoe de appels smaken.
Bij Stade draai ik af naar het westen, richting Bremen. Ik eindig op de camping van Heinbockel, met een klein trekkersveldje en verder een groot aantal caravans in alle staten van onderhoud en van elkaar gescheiden door coniferenhaagjes en bloemenperkjes.
Gefietste tijd: 6:17
Afstand: 93,3
Gemiddelde snelheid: 15,1
Hoogste snelheid: 30,5
Gestegen: 160
Gedaald: 164
22-8 Bremen
Toen ik aan de bazin van de camping, een vriendelijke vrouw met een snor van Lech Walensa-achtige afmetingen, vroeg waar ik wat kon eten, zei ze dat ik het beste wat kon bestellen. Of naar het Gasthaus gaan, 4 kilometer verderop. Ik wil geen lauwe pizza dus fietste naar het Gasthaus. Daar was een bruiloft aan de gang en het restaurant was gesloten. Dus ik weer terug en omdat ik niet voor één gat te vangen ben, besloot ik mijn noodvoer aan te spreken. Ik kon kiezen uit een rijst of couscous met noten en vruchten. Je opent de zak met poeder en brokjes voorzichtig, giet er drie deciliter kokend water in, herinnert je dan dat je eerst het vochtabsorberende silicazakje eruit moet halen, daarna goed roeren, dan sluit je de zak en wacht 8 minuten en klaar is Kees, 600 warme en verantwoorde calorieën. Als je niet zo goed roert, zoals ik, ontdek je uiteindelijk onderin nog een droge kluit van kerrie en andere kruiden. Na het eten las ik nog tien pagina’s Zweig en terwijl ik in mijn slaapzak kroop, werd ik getrakteerd op een concert van de Everly Brothers aan de andere kant van de coniferenheg en geloof het of niet, ik viel er heerlijk op in slaap. Vandaag las ik dat de oudste van de twee overleden is, misschien was dat gisterenavond de aanleiding voor mijn buurman.
Ik moet nog even iets kwijt over het toiletgebruik op deze camping (en vele andere). De potten zijn van elkaar gescheiden door twee meter hoge schotten op pootjes. Daarom ben ik gewend mijn zaken in alle stilte af te handelen, maar als er om zes uur ‘s morgens iemand aan de andere kant van het schot plaats neemt en luid flatulerend, steunend en kreunend zijn gevoeg gaat zitten doen, dan moet ik ook weer lachen om mijn eigen gêne.
Vanmorgen was ik er dus om zes uur weer uit, een vuile blik op de hemel werpend, het sombere weerbericht indachtig. Maar ja, een hele dag in je tent blijven liggen in deze negorij is ook geen optie. Zo stap ik op de fiets als een lam naar dat naar de slachtbank geleid wordt, mij schikkend in een onvermijdelijk lot. De eerste paar uur gaan goed, het blijft droog onder dreigende luchten, en als ik besluit de route iets te verleggen, kom ik zelfs langs een bakker die open is. O nee, dat is ook zo, op zondag verkopen bakkers geen belegde broodjes, dus ik moet het doen met Zweedse kaasbroodjes.
Het is hier een glooiend landschap en dat merk je aan lange hellingen met weinig verval.
Tegen tienen begint het dan toch echt te regenen en dat houdt eigenlijk de hele dag aan in alle hoedanigheden van motregen tot slagregen. Eerst regent het nog zachtjes, zodat je denkt, zie je wel, het valt reuze mee, je hebt je weer voor niks druk gemaakt. Maar na een half uur trekt de eerste hoosbui over en er zullen er nog meer volgen.
Nu toont zich de zwakte van het fietsen aan de hand van een app. Voor dit laatste stuk had ik geen papieren boekje gekocht, maar een digitale route geladen in een app, deels uit nieuwsgierigheid en deels uit kostenoverwegingen. Door de regen raakt de iphone snel van slag, hij is weliswaar waterdicht, maar hij reageert niet goed meer op je natte vingers en als er vette regendruppels het scherm vallen, interpreteert die dat als clicks of swipes. Kaartlezen wordt zo een onmogelijke opgave, ben je net ingezoomd op de vijfsprong waar je staat, zoomt ie even hard weer uit voordat je hebt kunnen zien wat je moet doen of hij probeert een foto te nemen van de inhoud van mijn tas.
Het resultaat is dat ik weliswaar op mijn interne kompas in de goede richting ga, maar hele stukken over modderige karresporen door het bos fiets, waar zoveel water in staat dat je geen kuilen meer ziet aankomen. Enfin, als het maar naar Bremen leidt.
Als ik rond de middag langs een tankstation kom dat open is, kan ik mijn geluk niet op. Voor zes euro veertig drink ik twee koffie met hete melk en eet daarbij een stuk chocoladetaart en een warme bockwurst met ketchup.
Onderweg krijg ik, ik denk door de kou en de nattigheid, last van een rare blessure, mijn linkerbeen wil niet goed meer uitstrekken omdat mijn kuit onder spanning staat. Vanavond maar goed stretchen en kijken hoe dat morgen aanvoelt, maar nu fiets ik gewoon door.
In Bremen wil ik eerst naar de touristeninformatie bij het station om een hotel te regelen, maar het begint weer zo te hozen dat ik het eerste hotel dat ik zie binnenloop. Het is dan kwart over twee. Ze hebben nog een kleine doppelzimmer vrij, maar ik kan er pas om drie uur in. Alles is hier computergestuurd, dus je deurpasje werkt van 15.00 tot 12.00 de volgende dag. Ter compensatie mag ik, al klappertandend, onbeperkt thee en koffie drinken in de lounge. Van drie tot half vier sta ik onder de douche, die ik steeds een graadje warmer draai, totdat de veertig graden is bereikt en mijn kerntemperatuur weer een normale waarde heeft aangenomen.
Gefietste tijd: 6.06
Afstand: 86,5
Gemiddelde snelheid: 14,2
Hoogste snelheid: 32,5
Gestegen: 360
Gedaald: 369
23-8 Talsperre Thülsfeld
Ik moest gisterenavond wel even moed verzamelen om naar buiten te gaan, het was nog niet droog en ik liep een beetje te trekkebenen. Maar juist dan moet je goed bewegen, anders gaat het zaakje helemaal vast zitten. In het oude (nou ja, een groot deel van de gebouwen dateert van na de oorlog) centrum liep ik tot mijn schrik tegen een domkerk op. Bremen eindigt niet op -burg en toch een dom? Wat nu? Hoe past dit binnen het concept? En de dom was niet open, dus ik kon niet naar binnen om hemelse raad te vragen.
In lichte verwarring trad ik binnen bij een All you can eat Japanner, wat ik anders nooit zou doen. Maar ik heb er geen spijt van gekregen, het was een goede ervaring. Het begon er wel mee dat ik mijn inentingsbewijs moest laten zien. Dus ik pak mijn telefoon, maar helaas pindakaas, u moet eerst de app updaten. Dat is nu al de tweede keer deze vakantie, wat denken die Haagse ambtenaren eigenlijk? Enfin, of ik een sneltest wilde doen. Ja hoor, dat wil ik wel eens meemaken. Maar twee minuten later bleek dat toch niet nodig en was mijn erewoord genoeg.
Het eten kwam voorbij op schoteltjes op twee lopende banden boven elkaar, de koude hapjes beneden, de warme boven. En alles met zorg en smaak bereid, ik zat daar heel tevreden te eten.
Als ik, voor mijn doen vrij laat, om half negen vertrek is het nog wel koud, maar droog. En met de wind in de rug, rijd ik een heel belevenisloze dag in. Ik fiets rustig aan, om die stramme kuit niet teveel te belasten en neem regelmatig koffiepauzes. Ik fiets al voor de tweede dag door eindeloze maisvelden, ik heb hier nog niks anders op de akkers gezien, terwijl je op deze grond ook prima aardappelen kunt verbouwen of haver of wortels bijvoorbeeld. Zo’n gigantische monocultuur kan volgens mij alleen bestaan dankzij veel spuiten, bodemontsmetting (lees vergiftiging) en kunstmest.
Gelukkig worden de maisvelden regelmatig afgewisseld met bos en één keer zie ik zelfs een bloeiend heideveldje. Altijd als ik bloeiende heide zie, zie ik mezelf weer achterop de fiets van mijn vader, terwijl hij, met mijn zusje in het stuurzitje, over de Larense heide fietst.
De meest schokkende gebeurtenis van de dag is wel dat ik de binnenzool van mijn linkersportschoen verlies. Dat ging zo. Omdat de schoenen vanmorgen, ondanks dat ze de hele nacht voor het open raam hadden gestaan om te drogen en omdat de lucht in de kamer anders niet te harden is, toch nog kletsnat waren, had ik ze onder het fietsen op de voortassen te drogen gezet. De binnenzolen had ik achterop onder de pakriemen geklemd, maar blijkbaar had ik de riemen niet strak genoeg aangehaald. Dus toen de schoenen na een kilometer of dertig droog waren, had ik nog maar één binnenzool over.
Nu waren die schoenen toch al verpest, want besmet met de voetzweetbacterie. En ik had al besloten dat ze na thuiskomst in de vuilnisbak zouden gaan. Die besmetting had al twee jaar geleden plaats gevonden, maar ondanks dat ik de schoenen 11 maanden niet gedragen had, sloeg de bacterie meteen weer aan het voortplanten op het moment dat ik de schoenen aantrok.
Deze vakantie heb ik wel uitgevonden wat de oorzaak is en hoe de bacteriegroei te voorkomen. De oorzaak is dat ik met blote voeten in mijn sportschoenen ging fietsen. Als daar dan regenwater bijkomt, is het gebeurd. Het antwoord is simpel: wollen sokken, geen katoen of kunstgaren, nee wol! Als je merinowollen sokken draagt, gebeurt er iets waardoor de bacterie geen zin meer heeft in seks (of zelfdeling, ik weet even niet meer hoe dat zit met de voorplanting van bacteriën). Je moet die sokken onderaan je blote benen dan maar voor lief nemen, maar als je gewoon zwarte sokken draagt, is er, in Duitsland althans, niemand die daar aanstoot aan neemt.
Verder bezocht ik nog het kerkje van Döttingen, ruim 1000 jaar oud, muren van een meter dik en een kleine houten deur.
De camping, Deeken geheten, is een gladgeschoren weiland, kamperen kost 6 euro en de douches zijn gratis. Iets verder op het veld staat een beige caravan van het merk Tabbert, maar daar rijden toch alleen Franse zigeuners in rond? Oder war das einmal? Ik herinner me in elk geval dat ze in de jaren 70 daarmee in grote kolonnes door Frankrijk reden.
Gefietste tijd: 6:15
Afgelegde afstand: 94,5
Gemiddelde snelheid: 15,1
Hoogste snelheid: 31,6
Gestegen: 339
Gedaald: 318
24-8 Odoorn
Omdat het restaurant van mijn camping gesloten was wegens personeelsgebrek als gevolg van Corona, ging ik bij de naburige camping eten. Daar was de keuze schnitzel of forel. Nou doe mij dan het laatste maar en een tomatencrêmesoep vooraf. De crême bestaat uit een flinke dot slagroom uit de spuit.
‘s Nachts was het heel koud met nevel aan de grond waardoor alles kletsnat was toen ik opstond. Wat wel mooi was, was de praktisch volle maan die het grasveld verlichtte. Bij het inpakken ervaar ik de nadelen van een gisteren geschoren grasveld, want alles wat nat is, trekt losse grassprietjes aan.
De hele ochtend bestaat het uitzicht weer uit bomen of mais, iets anders is er niet te zien. Fietsers zie ik sowieso de eerste uren niet. Ik luister naar het tweede deel van een podcast gemaakt over de Berlijnse muur. In totaal zijn het vier afleveringen van elk 90 minuten en goed gemaakt door de Belgische radio.
In Sögel wordt ik getrakteerd op een replica van een houten Roemeense kerk in aanbouw. Het waarom ontgaat me, maar is vast via Google te achterhalen. Na Sögel kies ik mijn eigen route via Lathen, om wat minder noordelijk uit te komen.
Dat levert nog een mooie fietstocht op over een gigantisch open oefenterrein met bloeiende heide van het Duitse leger.
Na een kilometer of 75 begin ik mijn linkerkuit weer te voelen, maar ik denk, niet versagen, je bent bijna bij Ter Apel. In Ter Apel aangekomen denk ik, waarom kies ik niet een mooie camping in de buurt uit. Dat wordt de camping tussen Exloo en Odoorn. Maar wat dichtbij lijkt, blijkt nog heel ver. Het begint er mee dat alle wegen tussen Ter Apel zo diagonaal lopen dat je moet slalommen om bij je doel te komen. Mijn onvolprezen app wijst me een weg door het bos naar Exloo maar dat blijkt halverwege een mountainbike pad te worden.
En als ik eindelijk langs de weg bij de camping sta, blijkt dat ik aan de verkeerde kant sta. Ik moet eerst naar Odoorn, daar door een tunnel en dan langs de andere kant weer terug. Direct oversteken is geen optie, niet alleen vanwege het drukke snelverkeer, maar ook omdat het terrein van de camping met een enorm hek gescheiden wordt van de snelweg.
Enfin, eenmaal aangekomen word ik wel heel hartelijk ontvangen, de eigenaar wil alles horen over mijn route en heeft vragen die wijzen op fietservaring. Ik mag zelf een plekje zoeken en krijg advies waar ik het langste zon zal hebben.
Maar dat been, dat zit me niet lekker. Morgen maar zien hoe dit gaat. Ik had gedacht om in twee dagen van de grens naar huis te fietsen, maar ik heb er mijn twijfels bij. Dat worden er eerder drie of het wordt de trein.
Nu eerst een poging tot avondwandeling naar het restaurant in het Staatsbos Odoorn.
Gefietste tijd: 8:04
Afstand: 118,3
Gemiddelde snelheid: 14,7
Hoogste snelheid: 28,5
Gestegen: 503
Gedaald: 501
25-8 Zaandijk
De boswandeling naar het restaurant bij de uitkijktoren viel nog niet mee, maar ik kwam er. De kaart viel ook niet mee, ik koos de dagschotel die nog het meest op een maaltijd leek, gebakken stukken gemarineerde kipfilet met brie erop en patat.
Het is nevelig als ik opsta, het lopen gaat een stuk beter dan gisterenavond. Voordat ik vertrek gooi ik mijn stinkschoenen met een enkele binnenzool in de vuilnisbak van de patatkraam. Dat zullen ze merken aan de omzet vandaag! Als ik het bos uitkom, fiets ik de mist in. Het is best een mooi gezicht, omdat je al een gele vlek ziet waar de zon moet zijn.
Ik probeer het rustig aan te doen en in Orvelte neem ik een eerste pauze. Dat is een soort van Zaanse Schans-achtige toestand van schuren, schaapskooien, houten palen met de straatnamen op elke hoek, heel veel horeca, smederijen en klompenmakers en uiteraard de onvermijdelijke winkel in boeddhabeelden en klankschalen. Wist je dat de de herders al in de bronstijd gebruik maakten van klankschalen zodat de schapen mooiere wol leverden? En dat op elk heideveld een boeddhabeeld stond om de wolven op afstand te houden? Een stuk wijzer verlaat ik Orvelte.
Het fietsen gaat goed, ondanks de wat dikke kuit. In Beilen is een station, maar overmoedig geworden door het uitblijven van klachten, besluit ik door te fietsen naar het station van Meppel. Dom, dom, dom. Halverwege dit traject begint de boel enorm op te spelen en als ik het eens goed bekijk, lijkt de linkerkuit wel twee keer zo dik dan de rechter.
In Ruinen wil ik om elf uur een broodje eten bij de koffie. maar dat kan niet, ik moet wachten tot twaalf uur, want pas dan is de lunchkaart van toepassing. Welkom in Nederland. Waar je ook aan merkt dat je weer in Nederland bent, is het onbehouwen verkeersgedrag van de Drentse boeren. Geen voorrang geven, midden op de weg blijven rijden als je elkaar tegemoet komt, een bedankje als je de berm in schiet kan er niet af en als toppunt wordt ik bijna door een Canta het oranjekanaal ingereden. Wat een verschil met Duitsland, waar iedereen heel omzichtig en vriendelijk omgaat met fietsers. Ik kan het alleen maar verklaren uit de opkomst van de Farmers Defence Force, sindsdien zijn de boeren per definitie in oorlog met iedereen die er niet als een boer uitziet. Dat ze daarmee de potentiële bezoekers van hun boerencampings afhouden, is nog niet in hun boerenverstand opgekomen.
Om tien voor een hink ik over het perron van Meppel. Ik heb de grootste moeite de fiets in de trein te krijgen, waar de conducteur belangstellend met zijn handen in zijn zakken naar staat te kijken. Net als de andere passagiers trouwens. In de trein, die behoorlijk vol zit, komt een jongen van een jaar of 25 met een doorgesnoven kop op me af, met de vraag of die fiets nergens anders kan staan, want hij blokkeert de klapstoeltjes in het halletje. Ik zeg dat ik niet zou weten waar dan en met een blik door het raam naar de coupé, wijs ik hem op een aantal lege plaatsen. Ja, maar ik wil hier, zegt hij. Maar dan zit je wel bij mij, zeg ik. Dat antwoord kan hij waarderen en staande begint hij een heel verhaal over de camping die hij in Hongarije bij het Balatonmeer aan het opzetten is. Ik heb wel bewondering voor zo’n jonge gast die dat doet, dus het wordt een heel leuk gesprek. Als we het onderwerp wel uitgekauwd hebben, wil hij weten wat ik van Corona vind. O jee, denk ik, daar gaan we. En inderdaad, als ik vrienden met hem word op Facebook, kan hij me alle bewijzen sturen over hoe Bill Gates met de Rothschilds en de Illuminati de coronacrisis gebruiken om de euro te vervangen door een crypromunt. En of ik wel weet dat het patentnummer van alle coronovaccins 6.6.6. is, het teken van het beest. Enfin, zo wordt het nog een lange reis van Meppel naar Amsterdam.
Thuisgekomen probeer ik een afspraakje maken met de huisarts. Dat begint met een triage via de website, de uitkomst is bel 112 of uw huisarts. Goed ik mag dus bellen. Dan sta ik 28 minuten in de wacht bij mijn nieuwe huisartsenpraktijk om te horen dat ik met deze klacht niet kan langskomen. Ik moet maar naar de fysiotherapeut. Op mijn vraag of ze misschien samenwerken met een bepaalde praktijk, zoals bij mijn vorige huisarts, krijg ik een lacherig ontkennend antwoord. Bij de dichtstbijzijnde praktijk nemen ze gelukkig wel op en morgen om 5 uur mag ik langskomen.
Gefietste tijd: 4.27
Afstand: 63,3
Gemiddelde snelheid: 14,2
Hoogste snelheid: 30,1
Gestegen: 69
Gedaald: 89
29-8 Quantified self
En heeft deze hele exercitie nog iets opgeleverd in fysieke zin? Wat zeggen de harde cijfers, die enigen die nooit liegen?
Gewicht
Voor: 64,2
Na: 64,3
Vetpercentage
Voor: 18,3
Na: 18,2
Vochtpercentage
Voor: 57,4
Na: 57,4
Spiermassa
Voor: 41,2
Na: 41,2
Er lijkt nauwelijks verschil opgetreden, maar je moet dat positief zien. Na een maand van schnitzels voor ontbijt, lunch en avondeten, pflaumenkuchen en worsten, liters hefeweizen en Duitse wijn, is mijn samenstelling niet verslechterd. En in plaats van de ettelijke kilo’s, die je zou verwachten, is er slechts een onsje bijgekomen. Dat stemt mij toch tot tevredenheid.
Over het traject kan ik kort zijn, dat was wat te lang. Ik fietste 2432 kilometer in 27 dagen, dat is een gemiddelde van 90 kilometer per dag. Op een racefiets is dat een peuleschil, maar als je langzaam fietst met al die bepakking, is het teveel. Zeker wanneer je in aanmerking neemt, dat een deel van de route over onverharde, of met kinderhoofdjes geplaveide, wegen gaat en dat de route over allerlei landschappelijke verhogingen leidt. Voor mijn tocht van volgend jaar, adviseer ik mezelf bij deze een maximum van 75 kilometer per dag, dus niet meer dan pakweg 525 kilometer per week. Dan hou je toch meer tijd over voor de bevrediging van je nieuwgierigheid naar de omgeving en van je culturele behoeften.
Meer lezen? De reis van 2022 staat nog op Tumblr