Literatuur

Schrijvende fietsers en fietsende schrijvers

Over fietsreizen schrijven is hartstikke moeilijk! Zeilreizen bijvoorbeeld, zijn een veel makkelijker onderwerp. Zeilers kunnen bij gebrek aan talent en innerlijke stof altijd nog terugvallen op verschrikkelijke stormen, aanvaringen met walvissen, blindedarmoperaties uitgevoerd op zee bij een walmende olielamp met alleen een fles rum als verdoving, achtervolgingen door Somalische zeerovers, corrupte douaneambtenaren en ga zo maar door. Het schrijftalent doet er dan niet zo toe, want het verhaal is meeslepend genoeg. Maar fietsers? Vervang de walvissen door vrachtwagens, de verschrikkelijke storm door tegenwind, de blindedarmoperatie door het plakken van pleisters op blaren, enfin je snapt waar ik heen wil. Op een enkele ontmoeting met een humeurige eland of bruine beer na, beleeft een fietser weinig echt avontuurlijks. Hij beweegt zich immers per definitie voort over gebaande wegen. En daarom moet een schrijvende fietser echt kunnen schrijven.

Als fietsers gaan schrijven over hun reizen, komt het aan op hun vermogen het avontuur te ontdekken in de kleine gebeurtenissen, hun vermogen tot zelfreflectie en vooral op hun vermogen om zich in te leven in de lezer. Want met name aan dat laatste ontbreekt het nog wel eens. Stel de auteur fietst met haar partner van Vuurland naar Mexico en dan gaat hij opeens terug naar Nederland terwijl zij doorfietst naar Alaska. Dan wil je als lezer toch weten, wat is hier aan de hand! Wat is er tussen die mensen gebeurd in dat jaar dat ze door de Andes ploeterden? Dan kan zij zich er toch niet vanaf maken met: “Hendrik zat niet zo lekker zijn zijn vel”? Dan moet je als schrijver met je billen bloot, anders voelt de lezer zich niet serieus genomen. Of erger nog, de lezer raakt verveeld! Want die lezer snapt donders goed dat die twee dagen lang zonder met elkaar te spreken achter elkaar aan hebben gefietst en ‘s avonds mokkend tegen elkaar aan lagen geplakt in dat opeens veel te kleine tentje. En hij maakt zich een voorstelling van hoe ze om elkaar heen lopen te draaien en het hoge woord er maar niet uit wil komen. Dus moet je daar ook over durven schrijven, je moet vertellen hoe dat was. Wat gaat zij doen als hij alweer de laatste banaan alleen heeft opgegeten en dan met een lekke band op de bergpas staat? Fietst zij er dan hard vandoor met de plakspullen of helpt ze hem toch? Want dat is de echte reis, het verhaal van twee mensen die met elkaar die tocht maken. Het zijn niet de opsommingen van plaatsnamen, campings en eindeloze beschrijvingen van ontmoetingen met andere fietsers. Die andere fietsers zijn voor de lezer meestal niet interessant, want dat zijn slechts onbezielde variaties op de persoon van de auteur.
Maar moet de schrijver van fietsverhalen dan alleen over zichzelf schrijven? Welnee! De schrijver moet observeren!
De schrijver moet zijn omgeving observeren, zichzelf observeren en zijn interactie met de omgeving observeren. En hij moet veel en lang nadenken over wat hij waarneemt, want daarvoor heeft hij alle tijd. En pas daarna mag hij er iets over opschrijven. En alleen dan is er een kans dat we hem als schrijver serieus nemen.

Met deze beschouwing in gedachten, is het niet zo moeilijk meer om het onderscheid te maken tussen fietsende schrijvers en schrijvende fietsers!

Wie zonder meer een fietsende schrijver is, is Ilja Leonard Pfeijffer. De titel van zijn fietsverhaal zegt genoeg: De filosofie van de heuvel. Hij besluit in een opwelling om met zijn vriendin naar Rome te fietsen. Hij heeft alle tijd om na te denken, omdat hij meer achter dan naast zijn vriendin fietst.

filosofieheuvel

Van een heel ander kaliber zijn de boeken van Marica van der Meer en Gijs van Middelkoop.

vuurijs

berenweg

Marica is, u raadde het al, de vrouw die niet wilde schrijven over de relatie met haar vriend die halverwege naar huis vloog. Wat haar boek wel weer lezenswaard maakt, zijn de talloze ontmoetingen met zwarte beren in Noord Amerika. Die hangen overal rond en zij fietst er rustig tussendoor. In tegenstelling tot Gijs, die zich een boek lang zorgen maakt om beren, maar als hij er op het eind drie gezien heeft, is dat veel.